aantal soorten aan die ruimtebehoefte
voldaan worden. Ook kunnen in een
groter gebied grotere populaties van een
soort voorkomen, die daardoor minder
gevaar lopen om bij tijdelijk ongunstige
omstandigheden (bijvoorbeeld een
strenge winter) uit te sterven.
Populaties in kleine leefgebieden die
bovendien ook nog eens geïsoleerd lig
gen ten opzichte van andere leefgebie
den van de soort, zijn dubbel kwets
baar, omdat dan het voortbestaan van
de populatie in het kleine leefgebied
niet of nauwelijks wordt ondersteund
door exemplaren die nieuw binnenko
men vanuit de andere leefgebieden.
Tenslotte zal een groter gebied gewoon
lijk ook een grotere ruimtelijke verschei
denheid bieden, en, zoals hierboven al
is genoemd, met de heterogeniteit van
een gebied neemt ook de soortenrijk
dom gewoonlijk fors toe. Het is niet
moeilijk in te zien waarom dit laatste
het geval is: in een landschap waarin
een scala van verschillende omstandig
heden te vinden is, zullen meer ver
schillende organismen een passend
leefmilieu vinden dan in een weinig
gevarieerd landschap. Ruimtelijke ver
scheidenheid kan veroorzaakt worden
door min of meer statische verschillen
in bodemsoort, reliëf, lichtinval e.d.,
maar ook door dynamische processen
die locaal de omstandigheden doen ver
anderen. Erosie, ijsgang, begrazing,
storm... het zijn verstoringen die op het
eerste gezicht alleen maar negatieve
effecten lijken te hebben, maar toch zijn
het ook processen die ruimte maken
voor soorten die anders geen plaats
zouden vinden, en die, mits voorko
mend in een beperkte omvang, de tota
le soortenrijkdom van een gebied
bevorderen.
De invloed van de mens
Het verdwijnen van natuurlijke leefge
bieden is de belangrijkste oorzaak van
het uitsterven van soorten heden ten
dage. De mens speelt daarin de hoofd
rol. Dat is overigens niet uitsluitend iets
van de laatste tijd. De verspreiding van
de landbouw over Europa gedurende
het laatste deel van de steentijd, het
Neolithicum, hield duizenden jaren
geleden al in dat oorspronkelijke vegeta
tie moest wijken voor de aanleg van
akkers. Het verdwijnen van leefgebied
en bejaging door de mens had in het
middeleeuwse Europa geleid tot het
decimeren of compleet verdwijnen van
diverse grote diersoorten. De versprei
ding van de landbouw had echter niet
alleen negatieve effecten op de soorts
verscheidenheid. Waar locaal bossen
verdwenen voor akkers of weilanden
kregen kruidachtige planten en struik
vegetaties hun kans, en daarmee ook
een andere, rijk geschakeerde fauna.
Daarnaast bleven er grote gebieden over
die niet in cultuur waren gebracht, en
die soms nog grotendeels hun oor
spronkelijk karakter behielden. Zelfs
Nederland bestond rond f800 nog voor
een derde deel uit 'woeste' gronden:
bos- en moerasgebieden, zandverstui
vingen en heidevelden.
De groei van de bevolking, ondermeer
mogelijk gemaakt door een verbeterde
volkshygiëne en gezondheidszorg, en
de ontwikkeling van de moderne
wetenschap en technologie, hebben in
de tweede helft van de Ï9e eeuw en
vooral in de 20e eeuw enorme verande
ringen teweeggebracht in het aanzien
van ons land. De groeiende ruimtebe
hoefte leidde tot de ontginning van veel
nog niet in cultuur gebracht land, om
10