Na 1950 is de Vijfvlek sint-jansvlinder
zeer sterk achteruitgegaan in
Nederland. Het is een lokale soort
geworden die nu vooral nog te vinden is
in Zeeuws-Vlaanderen. Daar vliegen de
vlinders meestal vanaf 24 juni (Sintjan)
tot begin-augustus in één generatie.
Vooral op warme zonnige dagen maken
de vlinders korte vluchten vlak boven
de schrale vegetatie waar ze op zoek zijn
naar partners, nectarplanten en
waardplanten. Afhankelijk van de voed
selbron zijn ze de rupsen groen of geel
met zwarte vlekjes. Het rood en zwart
van de vlinder en het geel met zwarte
vlekken van de rupsen zijn waarschu-
wingskleuren die aangegeven dat ze gif
tig of onsmakelijk zijn voor vogels en
andere vijanden. De soort overwintert
als rups. In mei of juni verpoppen deze
in een langwerpige, gele of witte
papierachtige cocon. De cocon hangt
stevig en vrij hoog aan een droge gras
spriet.
Om deze zeldzame soort voor Zeeland
te behouden is het noodzakelijk dat
schrale, bloemrijke graslanden en ber
men behouden blijven. Een gefaseerd
maaibeheer is van groot belang, want
alles maaien of klepelen als de dieren in
het popstadium verkeren kan funest
zijn voor een hele populatie.
J.d.B.
Veldspitsmuis
Crocidura leucodon
De Veldspitsmuis en de meer alge
mene Huisspitsmuis zijn beide
nauw verwante soorten die toch goed
van elkaar zijn te onderscheiden. De
eerstgenoemde heeft een fraai contra
sterende tekening, waarbij de donker-
grijsbruine rugzijde over de gehele voor
poot dun uitloopt en scherp aftekent
tegen het wit van de buikzijde. Beide
soorten onderscheiden zich van andere
spitsmuissoorten door de goed zichtba
re, onbehaarde oren en de witte tanden.
Ook is de gehele staart niet alleen
begroeid met korte, tegen de huid aan
liggende haren, maar ook met spaar
zaam ingeplante, lange afstaande haren.
De staart van de Veldspitsmuis is relatief
veel korter dan die van andere spits-
Veldspitsmuis
110