v, ff Steltwants Berytinus montivagus Wantsen vormen een fascinerende diergroep, waarover relatief wei nig bekend is. Hoewel er in ons land vele honderden soorten wantsen leven, zullen er maar weinig mensen zijn die een wants direct als zodanig herkennen. Dat is ook niet zo heel simpel, maar als een (vaak min of meer keverachtig) insect in het bezit is van een lange zuig- snuit en als bovendien de voorvleugels vooraan verhard en achteraan vliezig zijn, dan is het prijs. In ruststand is er tussen de voorvleugels en het borststuk een karakteristiek driehoekig stuk van de rugzijde van het insect zichtbaar, het schildje of scutellum genaamd. Van de iets meer dan zeshonderd want sen die ons land rijk is, behoren er negen tot de familie van de steltwantsen (Berytidae). Ze zijn gekenmerkt door een lang, smal lichaam en lange poten, waardoor ze op een mug lijken. Van opzij zijn ze echter direct te herkennen aan de knievormig omlaaggebogen antennen met hun verdikte uiteinden en aan de naar achter gerichte zuig- snuit. Steltwantsen zijn gespecialiseerde (monofage) planteneters. De Steltwants Berytinus montivagus is gespecialiseerd op de Hopklaver (Medicago lupulina). Dat is een algemene dijk- en bermplant, met een zekere voorkeur voor kalkrijke 4 \J 1 bodems. Ook in de duinen komt veel Hopklaver voor. Berytinus montivagus was al uit Zeeland bekend van vondsten bij Zierikzee in de f 9e eeuw. Het is een zeldzame soort die in Zeeland zijn uiterste noordwestgrens bereikt. Onder specialisten is het bekend dat de wants leeft op de bodem onder de voedselplant. Gewapend met die kennis is een aantal jaren geleden gericht naar de Steltwants gezocht, en... met succes. Wantsenkenner B. Aukema trof na bijna f 00 jaar de soort opnieuw aan en wel ten oosten van Vlissingen in een rommelig overhoekje waar veel Hopklaver groeit. Het aardige is daarbij dat het niet ging om een enkel individu, maar om een grote populatie. v Steltwants 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 117