Onderaardse klaver Trifolium subtaraneum Van de verschillende klaversoorten die in Zeeland voorkomen, gedraagt de Onderaardse klaver zich het meest bizar. Als een mini-pinda duwt de uitgroeiende steel van de bloeiwijze na de bloei de nog niet rijpe peultjes de bodem in. Haakvormig terugkrommen- de vruchtkelken van steriele bloemen (die tussen de gewone bloemen zitten) houden de peultjes daarna onder gronds, waar de zaden kunnen rijpen en kiemen. Zo vindt zaad van een een maal gevestigde plant steeds op korte afstand van de ouderplant een goede plek, en gedraagt een populatie van deze éénjarige soort zich feitelijk als overblijvend. Niet in de grond verdwij nende peultjes kunnen door de wind, als een soort mini-steppenrollertjes, worden verspreid. Het oorspronkelijke areaal van deze soort strekt zich uit van de Middellandse Zee tot de Kaspische Zee, met een merkwaardige uitloper noord waarts tot Zuid-Engeland en Nederland. In Nederland is hij tegen woordig beperkt tot Zeeland, met als noordelijkste groeiplaats een vroongras- landje bij Slot Moermond. De eerste vermelding van de soort in ons land dateert uit 1835. Hij werd toen gevon den bij Westkapelle. Ondanks de rigou reuze verzwaring van de zeewering komt de soort hier nog steeds voor, waarschijnlijk doordat de toplaag van de oude dijk in depot werd gelegd en bij de afwerking weer bovenop het nieuwe talud werd gestort, zodat de zaadbank bewaard bleef. In Oost- Zeeuws-Vlaanderen zijn er een aantal verspreide vindplaatsen in wegbermen, en een belangrijk bolwerk vormen de oude vestingwerken van Retranche- ment. De grootste populatie van ons land bevindt zich echter op het lokale voetbalveld; het regelmatig kaaltrappen van de doelgebieden zorgt blijkbaar voor goede groei-omstandigheden! In de 19e eeuw is de Onderaardse kla ver met wolstransporten in andere Onderaardse klaver 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 133