De Roomvlekvlinder vliegt in één gene ratie, met name vanaf eind-mei en in juni. Het is een nachtvlinder, dus zullen de meeste mensen hem nooit zien. Overdag rust hij meestal op de begroei ing en vliegt dan sporadisch. In mei en juni worden ook de glanzende, vuilwit te eitjes afgezet, die in juli/augustus uit komen. Vervolgens beginnen de rupsjes van de waardplant te eten. Ze zijn niet bepaald kieskeurig, want ze eten allerlei kruidige planten, zoals Zuring, Weegbree, Duizendblad en Brandnetel. De rupsen overwinteren en beginnen weer te eten als de vorst voorbij is. De verpopping vindt in mei plaats tussen het bladafval, in een zwarte pop die is omgeven door een witgrijs spinsel. tepunt van voorkomen in de duinen van Walcheren en de Kop van Schouwen. Daarbuiten zijn slechts enkele waarnemingen bekend. Onder andere bij Cadzand en Kamperland is er wel eens een enkel exemplaar gezien. Al in de jaren '60 hadden vlinderkenners het idee dat de Roomvlekvlinder binnen het Nederlandse verspreidings gebied zeldzamer werd. De oorzaak hiervan is niet precies bekend. Het beperkte verspreidingsgebied maakt de soort kwetsbaar. Aangezien er nog maar weinig bekend is van de exacte eisen die de Roomvlekvlinder stelt aan zijn leef omgeving, is het van belang om de gebieden waar deze zeldzame en kleur rijke nachtvlinder momenteel voorkomt goed te beschermen. De Roomvlekvlinder komt voor in Europa en West- en Midden-Azië. In Nederland is de verspreiding beperkt tot de drie zuidelijke provincies, waar binnen de verspreiding ook weer heel plaatselijk is. In Zeeland ligt het zwaar- Hertshoornweegbree; voedselplant voor de rups van de Roomvlekvlinder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 149