Kleine wolfsmelk Euphorbia exigua De wolfsmelkfamilie telt een tamelijk groot aantal soorten die allemaal onmiddellijk te herkennen zijn als wolfsmelk, door de typische bouw van de bloem. Moeilijker is het om de afzonderlijke soorten uit elkaar te hou den. Maar voor de Kleine wolfsmelk levert ook dat laatste nauwelijks proble men op. Van de op akkers en in tuinen voorkomende soorten is de Kleine wolfsmelk de enige soort met smalle, langwerpige bladen. De andere soorten, te weten het Kroontjeskruid, de Tuinwolfsmelk en de Brede wolfsmelk, hebben allemaal bladeren die relatief veel breder, of zelfs in omtrek vrijwel rond zijn. Kleine wolfsmelk heeft in Nederland drie bolwerken, te weten het zuiden van Zuid-Limburg, het oostelijk rivierenge bied en het Deltagebied. Van deze drie is het Deltagebied verreweg het belang rijkste. Kleine wolfsmelk staat bekend als een onkruid dat bij voorkeur groeit op wintergraanakkers. De plant wordt daar niet mee-geoogst met het gewas en laat pas na de oogst zijn zaden vallen. Daarmee ontkomt de Kleine wolfsmelk aan één van de belangrijkste oorzaken van achteruitgang van onze akkeron kruiden, namelijk de intensieve scho ning van het zaaizaad. Omdat Kleine wolfsmelk pas laat in het seizoen ont kiemt, is de plant ook betrekkelijk veilig voor de herbiciden die zoveel andere onkruiden de das omdoen. En toch ver toont de Kleine wolfsmelk ten opzichte van de situatie voor f950 een onrustba rende achteruitgang. Die doet zich ook voor in Zeeland, maar niet overal in gelijke mate. Op Zuid-Beveland en in West- en Midden- Zeeuws-Vlaanderen heeft de soort een aaneengesloten are aal, maar op Walcheren en Schouwen is de vroeger wijdverbreide Kleine wolfs melk vrijwel verdwenen. Er is wel geop perd dat dit een gevolg is van de oor logsinundatie (Walcheren f944) en de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 152