Coniferenuil
Lithophane leautieri
In Zuid-Europa leeft de Coniferenuil
op plaatsen waar van nature veel
Jeneverbes aanwezig is. De vrouwtjes
zetten daarop in het najaar de eitjes af.
De rupsjes komen pas in het voorjaar te
voorschijn. Ook in westelijke delen van
Europa komt de vlinder voor en sinds
beginjaren '50 ook permanent in Zuid-
Engeland. Daar werden rupsen gevon
den op coniferen van het geslacht
Chamaecyparis. De rupsen zijn dus niet
monofaag (afhankelijk van maar één
voedselplant) maar oligofaag, wat wil
zeggen dat ze meerdere plantensoorten
accepteren als voedsel.
In Nederland is de Coniferenuil voor
het eerst waargenomen in f980, in
Kortgene. Tot f995 werd nog een hand
vol exemplaren waargenomen in
Zuidwest-Nederland, en de gedachte
was dat het om trekvlinders ging,
afkomstig van de Zuid-Engelse popula
tie. Toen in f996 enkele leden van de
Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland
begonnen met wekelijks nachtvlinder-
onderzoek, kwam aan het licht dat er
verdacht hoge aantallen Coniferenuilen
op Walcheren aanwezig waren, vooral
op plekken met veel Leylandcypressen.
In Groot-Abeele, nabij Oost-Souburg,
werden in f997 zelfs 35 exemplaren
gevangen. Dat dit allemaal trekkers
waren werd onwaarschijnlijk geacht.
Daarom werd in mei f998 in Groot-
Abeele gezocht naar de rupsen.
Inderdaad werden kleine rupsen gevon
den in vrijstaande coniferen, maar ook
grote rupsen in coniferenhagen. Alle
rupsen werden verzameld om de ont
wikkeling te volgen. Tijdens de succes
volle kweek werd geconstateerd dat de
rupsen uitsluitend de jonge, zachte
delen van het coniferengroen aten.
Geknipte hagen maken veel meer jonge
scheuten dan vrijstaande, ongeknipte
Coniferenuil
Coniferenuil
op Leylandii-conifeer