coniferen, waardoor de 'haagrupsen' zich sneller konden ont wikkelen. Tijdens de kweekperiode werd ook geconstateerd dat de rupsen in zomerdi- apauze gaan: eind-juni maken de rupsen een spinsel waarin ze gaan slapen, om eind- augustus weer wakker te worden en te verpoppen. De vlinders komen vanaf eind-septem- ber uit de pop en leven daarna slechts enkele weken. Jaarlijks blijkt dat er tel kens twee golven vlinders verschijnen, waarbij de tweede golf ongeveer tien dagen na de eerste verschijnt. De vlin ders van de tweede golf zijn waarschijn lijk vlinders van de al eerder genoemde langzaam groeiende rupsen. Eind-sep- tember en half-oktober zijn er meestal pieken: de laatste waarnemingen zijn gedaan op 20 september en f f decem ber. De soort vliegt uitsluitend 's nachts en kan in het winderige en regenachtige najaar alleen goed met speciale nacht- vlindervallen worden geïnventariseerd. Zo zijn in Zeeland in de volgende plaat sen Coniferenuilen aangetroffen: Koudekerke, Domburg, Oostkapelle, Oost-Souburg, Wissenkerke, Kortgene, Kapelle en 's-Gravenpolder. In alle gevallen werd de vlinder gevangen in de bebouwde kom, waar vaak Leylandiihagen aanwezig zijn. De Leylandcypres wordt de laatste decen nia veel aangeplant in Zeeland. Deze snelgroeiende conifeer gedijt goed op klei, is een uitstekende windvanger, en wordt daarom steeds vaker aangeplant rondom boomgaarden, ftoewel de vlin der zeer mobiel is, komt hij buiten het Deltagebied nauwelijks in Nederland voor. Inmiddels is echter een eerste exemplaar gevangen bij Speuld, in Gelderland. Ook dook hij in f999 voor het eerst op aan de zuidwestkust van België. Dankzij de onderzoeksresultaten in Zeeland wordt de Coniferenuil sinds kort gerekend tot de inheemse fauna van Nederland. Omdat probleemloze overwintering is aangetoond, is de soort tevens geschrapt van de Nederlandse trekvlinderlijst. A.B. Het motje bij de kerk van Kortgene Argyresthia reticulata De meeste van de ruim 2300 nacht vlinders in ons land hebben geen Nederlandse naam. Dat is ook met dit kleine motje het geval. Tiet vlindertje heeft een spanwijdte van ongeveer 9 millimeter. De voorvleugels hebben een geelbruine ondergrond waarop zich een netwerk van bruine lijnen en vlekjes aftekent. Daarnaar verwijst de Latijnse soortnaam reticulata. De rupsen leven in de kegels van Juniperus thurifera, een sierheester die verwant is met de inheemse Jeneverbes. In ons land komt deze plant niet van nature voor: hij wordt speciaal

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 158