onalis), zijn plaats in de natuur over. In alle landen is de soort achteruitgegaan. In Nederland kon je ooit op veel plaat sen in de zuidelijke en oostelijke pro vincies Boomkikkers tegenkomen. Aan het einde van de 70'er jaren van de 20e eeuw waren er nog vier populaties over: één in Midden-Brabant, één in Midden- Limburg, één in Twente en de Achterhoek en één in Zeeuws- Vlaanderen. Inmiddels zitten er in Zeeuws-Vlaanderen op nog maar drie plaatsen Boomkikkers: in Cadzand, Retranchement en Aardenburg. Daar staat tegenover dat men in de duinen van Schouwen sinds enige jaren de nakomelingen van illegaal uitgezette dieren kan aantreffen. Een Boomkikker heet in het Zeeuws 'n 'aohepuut', een 'heggenkikker' dus. En dat is eigenlijk een veel betere naam voor het diertje dan 'Boomkikker'. Boomkikkers zitten zelden in bomen, maar wel graag in bramen en andere doornige struiken die in heggen staan. Op een blaadje in de zon vertrouwen ze op hun schutkleur. Bij onraad laten ze zich tussen de doornen vallen. Het is een wonder dat ze daarbij nooit hun dunne huidje openhalen. De struiken waarin de Boomkikkers overdag zitten, liggen meestal niet ver van de moeras jes, poeltjes en putten waarin ze 's nachts hun eieren leggen. De combina tie heggen en putten was vroeger veel in het boerenland te vinden en daar profi teerden de Boomkikkers van. Boomkikkers houden van putten waar in de waterplanten groeien waaraan ze hun eiklompjes kunnen vastmaken. Het water moet helder en zoet zijn. Er moet veel zonlicht op vallen, zodat het er lek ker warm wordt en de dikkopjes snel kunnen groeien. Ze zoeken putten op die nog niet zo lang geleden zijn gegra ven of die pas nog droog gevallen zijn geweest. Er zit dan geen vis, en ook het aantal insectenlarven - waarvan som mige geduchte dikkoprovers zijn - is dan nog klein. Als een put te oud wordt verhuizen de Boomkikkers gewoon naar een jongere - als zulke putten tenminste te vinden zijn. Want hierin schuilt een belangrijke reden voor de achteruitgang van Boomkikkers. Het aantal plaatsen waar schone, jonge watertjes in combi natie met heggen en andere struikge wassen voorkomen, is steeds kleiner geworden. Tegelijkertijd zijn de reste rende putten onbereikbaar geworden door akkers, wegen of woonwijken. Beschermingsplannen voor Boom kikkers moeten dan ook een groot gebied omvatten en kunnen niet beperkt blijven tot geïsoleerde natuur terreinen. Binnen dat gebied moet gezorgd worden voor voortplantings- putten in allerlei stadia van ontwikke ling waarvan er een aantal regelmatig droogvalt. Die putten moeten liggen op plekken met veel heggen, bosranden en struikgewas. Ze mogen niet te ver uit elkaar liggen en moeten onderling ver bonden zijn door stroken die de Boomkikkers kunnen gebruiken om van put naar put te trekken. Dat zo'n plan succes kan hebben is in Twente geble ken. Daar nemen de Boomkikkers de laatste jaren weer toe. Ook voor Zeeuws-Vlaanderen bestaat een plan. Maar de realisatie ervan gaat moeizaam en van een herstel van de Boom kikkerstand is hier nog steeds geen sprake. K.M. 165

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 165