De Nederlandse populatie is een restant
van de laatste ijstijd, een ijstijdrelict, en
heeft zich gedurende duizenden jaren
in deze isolatie weten te handhaven.
Aangezien de relictpopulatie zich op
uiterlijke en erfelijke eigenschappen
onderscheidt van de hoofdpopulatie, is
hij in de f 9e eeuw als een aparte onder
soort beschreven, te weten Microtus
oeconomus arenicola. Deze is alleen van
Nederland bekend. Het verspreidings
gebied binnen Nederland is beperkt tot
Texel, het Friese merengebied, het plas-
sengebied van Holland en Utrecht, en
het Deltagebied. Binnen Zeeland is het
verspreidingsgebied van de Noordse
woelmuis sinds midden 20e eeuw ver
schoven van de polders en de schorren
naar de afgesloten Deltawateren. Hij is
uit veel polders in Noord- en Zuid-
Beveland en Schouwen verdwenen,
maar heeft zich gevestigd op een groot
aantal eilanden in de Grevelingen, het
Veerse Meer en het Krammer-Volkerak.
Netto is het areaal van de Noordse
woelmuis in Zeeland de laatste decen
nia ongeveer gelijk gebleven.
De Noordse woelmuis is in Nederland
een echte moerasbewoner. In Friesland
en Holland komt hij voor in rietmoeras
sen, zoals de Wieden, Waterland en de
Nieuwkoopse plassen. Op Texel en in
het Deltagebied wordt hij ook aange
troffen op schorren, in karrevelden en
in natte duinvalleien. Niet toevallig
leven de dieren in de meest natte en
koude gebieden van ons land. Ze voe
den zich met de wortels en stengels van
biezen en grassen. De dieren maken
Noordse woelmuis
191