Middelste Zaagbek
Mergus senator
De snavel van een vogel doet dienst
als verzamelapparaat voor het
voedsel. Aan de vorm ervan kunnen we
de functie afleiden. Zaagbekken zijn
eenden die in hun smalle snavel een
hele rij scherpe, naar achteren gebogen
tandjes hebben, die inderdaad aan een
zaag doen denken. Echte tanden heb
ben vogels niet, het gaat hierbij om als
zodanig gevormde hoornplaten. Met de
naar achter gebogen tandjes kunnen
gladde spartelende prooidieren als klei
ne visjes en garnalen uitstekend vastge
houden worden. Deze vormen het
belangrijkste voedsel van de zaagbek.
In onze streken verblijven in de winter
drie soorten zaagbekken waarvan de
kleinste soort, het Nonnetje, het minst
voorkomt, en dan nog vooral op zoet
water. De Grote zaagbek is een vogel die
vrijwel uitsluitend op zoet of licht brak
water te vinden is, behalve wanneer dit
bij strenge vorst dichtgevroren is. De
fraai gekleurde Middelste zaagbek heeft
juist een duidelijke voorkeur voor zout
water. We komen de soort dan ook
tegen in de Oosterschelde en de
Westerschelde en in het kustwater,
maar echt grote aantallen moeten we
zoeken in de afgesloten zeearmen zoals
het zoute Grevelingenmeer en het brak
ke Veerse Meer. In deze meren komen
veel kleine visjes voor en het water is er
heel helder, wat voor op het oog jagen
de viseters een belangrijk voordeel is.
November en december zijn gewoonlijk
de maanden met de hoogste aantallen.
Zo werden er in december in het
Grevelingenmeer wel eens 8.000
geteld. Na januari nemen de aantallen
meestal fors af, maar het duurt nog tot
ver in april voordat de grote massa ver
trokken is. Tegenwoordig vertrekken
een aantal vogels trouwens helemaal
niet meer: deze blijven hier om te broe
den of te overzomeren.
Om de jonge natuurgebieden in de
nieuwe meren tegen oeverafslag te
beschermen werden in het recente ver
leden op enige afstand van de oever
dammetjes van stortblokken aangelegd.
Eiierachter ontstond een luwe zone met
ondiep water, een prima plek voor een
Middelste zaagbek om kuikens groot te
brengen. De eerste broedgevallen in het
Deltagebied dateren uit f977 en sinds
dien wordt hier jaarlijks gebroed. In de
loop der jaren is er langzamerhand een
kleine vaste populatie ontstaan van zo'n
30 paar, waarvan de meeste in het
Grevelingenmeer broeden, met name
op de Eiompelvoet. In het Veerse Meer
wordt regelmatig gebroed op de
Middelplaten. De zuidgrens van het
broedareaal van de Middelste zaagbek is
hierdoor van de Oostzee tot Zeeland
afgezakt. Vóór f977 was de soort een
uiterst zeldzame en onregelmatige
broedvogel in Nederland, die zo nu en
dan eens op de Waddeneilanden broed
de.
De Middelste zaagbek begint vrij laat in
het seizoen te broeden: de 8-12 eieren
worden meestal pas na half-mei gelegd.
196