lijsten toch indrukwekkend lang. Dat
illustreert de zware taakstelling waar
voor het natuurbeleid zich gesteld ziet.
Ruim tien jaar werken aan de EHS heeft
in Zeeland wel geleid tot een markante
toename van de oppervlakte natuurge
bied, maar niet tot een duidelijke toena
me van de doelsoorten. In de Toestand
van de Zeeuwse Natuur 2 (Provincie
Zeeland, 2000) wordt hierover opge
merkt dat het goed gaat met de natuur
gebieden in Zeeland, maar slecht met
de Zeeuwse natuur. De zeldzame soor
ten worden zeldzamer en de algemene
soorten algemener. Slechts bij enkele
soorten is de achteruitgang gekeerd.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de Kluut en
voor de Lepelaar. Deze hebben geprofi
teerd van de ontwikkeling van moeras
gebieden in de afgesloten zeearmen.
Veel langer is de lijst met soorten waar
van het verspreidingsgebied is verkleind
of die zelfs helemaal verdwenen zijn.
Sommige balanceren langs de rand van
de afgrond: Zandhagedis, Grauwe klau
wier, Kleine parelmoervlinder, Groot en
Klein zeegras, Steenuil, Boomkikker,
Levendbarende hagedis, Grote karekiet,
Heikikker, Velduil, Veldkrekel,
Dwergstern, Bontbekplevier, Gewone
zeehond.
Specifiek soortgericht beheer:
nodig voor aandachtsoorten
Sinds de start van het natuurbeleids
plan is duidelijk geworden dat sommige
soorten onvoldoende van het natuurbe
leid weten te profiteren. De
Zandhagedis in de Schouwse duinen is
hiervan een voorbeeld. Een meer
natuurlijk duinbeheer, met zandverstui
ving en extensieve begrazing, moet de
geschikte condities voor de
Zandhagedis terugbrengen: open zandi
ge plekken op warme, zonnige duinhel
lingen, afgewisseld met hoog gras en
duinstruweel. De benodigde terreinty
pen nemen wel toe, maar niet snel
genoeg. Het ziet er nu naar uit dat de
Zandhagedis verdwenen is voordat de
condities zijn hersteld. Een soortgelijke
ontwikkeling zien we bij de Boomkikker
in Zeeuws-Vlaanderen.
Sommige soorten stellen zeer specifieke
eisen aan hun omgeving. Dat geldt voor
de Kleine parelmoervlinder. Dit vlinder
tje komt in Zeeland nog maar in één
gebied voor, de duinen bij Biggekerke,
en is daar afhankelijk van zonnige,
bloemrijke duingraslanden waar boven
dien zijn waardplant, het Duinviooltje,
in ruime mate moet voorkomen. Deze
soort vergt een zeer specifiek beheer en
ontsnapt daarom gemakkelijk aan de
aandacht.
De Provincie Zeeland heeft geïnventari
seerd welke doelsoorten in de gevaren
zone zitten en specifieke aandacht
behoeven. Het gaat om in totaal ca. 200
aandachtsoorten, verdeeld over 35 eco
logische groepen.
206