Dwergstern
Sterna albifrons
De Dwergstern is de kleinste in
Nederland (en Europa) voorko
mende zeevogel en is van april tot okto
ber te vinden langs zeekusten, zeear
men en estuaria. Buiten Nederland
(bijvoorbeeld in Frankrijk en Polen)
broeden ze ook op grindbanken langs
rivieren. In tegenstelling tot andere
sternsoorten heeft de Dwergstern zomer
en winter een wit voorhoofd, vandaar
de wetenschappelijke soortnaam albi
frons. In het Engelse en Duitse taalge
bied komen we namen tegen als Little
tern, en Zwergseeschwalbe, die verwij
zen naar het kleine formaat.
Dwergsterns brengen de winter door in
tropische en subtropische klimaten en
komen naar de Europese kusten om
zich voort te planten. De meeste
Dwergsterns nestelen alleen of in klein
kolonieverband. Dat doen ze op spaar
zaam begroeide, zandige of schelprijke
plaatsen aan riviermondingen, op verla
ten stranden en zandplaten of op eenza
me strandwallen langs slufters. In de
Zeeuwse en Zuid-EIollandse Delta
waren deze habitats vroeger talrijk en in
de vorige eeuw zijn met name de kop
pen van de eilanden Rozenburg (de hui
dige Maasvlakte), Goeree, de Kaloot (de
huidige Sloehaven) en het Belgische
Zwin van grote betekenis geweest. Deze
locaties zijn inmiddels als broedplaats
voor de Dwergstern al lang in onbruik
geraakt en zijn opgevolgd door de
droogvallende platen in het Veerse
Meer, de Grevelingen, de werkeilanden
in de Brouwersdam, de Grevelingen-
dam en de Oosterscheldekering. De
meeste van deze gebieden zijn
inmiddels ook weer verlaten. De afge
lopen tien jaar hebben veel Dwergsterns
tijdelijk huisvesting gevonden in de
natuurontwikkelingsgebieden in het
Volkerakmeer en het Zoommeer. Het
natuurgebied de Hooge Platen in de
Dwergstern
26