houden bij hun soms wereldomvatten de trektochten een vaste koers aan. De voorjaarstrek in West-Europa loopt glo baal gesproken van zuid(west) naar noord(oost), dus zo'n beetje schuin op de kustlijn van Noordzee en Atlantische oceaan. Veel vogels hebben last van watervrees; bij nadering van grote wateroppervlakten veranderen ze van koers en gaan zo'n beetje parallel aan de kustlijn vliegen. Ter hoogte van de landsgrens met België doemt de barriè re van de Westerscheldemonding op, en die brengt de trekkende vogels ertoe om met de kustlijn mee oostwaarts te vliegen tot aan Breskens en nog wel ver der oostwaarts, op zoek naar de smalste oversteek. De spectaculaire stuwing van trekvogels in het voorjaar in Breskens kent in het najaar zijn tegenpool aan de Walcherse kant, tussen Vlissingen en Dishoek. Daar gaat het veelal om diver se soorten vinken en lijsterachtigen. Terug naar de Roodstuitzwaluw. Uiteraard is het geen sinecure om tus sen de vele Boerenzwaluwen die enkele Roodstuitzwaluw te ontdekken. Een paar uiterlijke kenmerken helpen daar bij: de lichtgekleurde stuit, die ondanks de naam maar zelden rood is, de inkt zwarte onderstaart en zeker ook het lichtgekleurde gezicht, dat opvallend contrasteert met het donkere petje. Ook de vorm van de staart is alwijkend. Roodstuitzwaluwen vliegen vaak met min of meer gespreide staart en daarbij valt het op dat de twee punten van de vorkstaart ietsje naar binnen gebogen zijn, als een soort krabbenklauw. Met Roodstuitzwaluw 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 38