Zeekraal kokermot
Coleophora salicorniae
Op vrijwel alle groeiplaatsen van
Zeekraal komt deze vlinder voor,
maar slechts weinigen krijgen hem te
zien. De Zeekraal kokermot is met
zijn vleugelspanwijdte van ca.
10 millimeter een van onze
kleinere vlinders. De koker-
motten vormen een fami
lie waarvan in Nederland
101 soorten te vinden
zijn. Vrijwel alle soorten
behoren tot het geslacht
Coleophora maar in
Zeeland komt ook de
Lamsoor kokermot Gonio-
dotna limoniellavoor die één van
de weinige uitzonderingen op deze
regel is. Ze zijn allemaal klein, en vele
zijn grijs- of bruinachtig getekend.
Sommige soorten hebben een prachtige
metaalglans over de vleugels. Alle soor
ten hebben één generatie per jaar waar
bij de vlinders in de maanden juli en
augustus vliegen.
De rupsen van de kokermotten zijn
voor een niet-ingewijde nauwelijks als
rups te herkennen. Nagenoeg het hele
lijf is ingekapseld in een kokervormige
zak die wordt gevormd doordat de rups
zandkorrels, stukjes van planten en
stukjes dood organisch materiaal aan
elkaar spint. Kop en borststuk met
daaraan de poten steken er doorgaans
uit en zo wandelt het dier over zijn
voedselplant. De rups kan zich ook
helemaal in de koker terugtrekken. De
rupsen van sommige schorvlinders
omhullen zich zo goed dat ze vrijwel
onvindbaar zijn. Alleen de gaatjes in
vruchtjes of bladeren verraden hun aan
wezigheid. Verzamelt men echter wat
plantenmateriaal dan is na verloop van
tijd soms te zien dat er rupsen over de
plant lopen.
De Zeekraal kokermot legt zijn eieren in
juli en augustus, uitsluitend op
Zeekraal. De jonge rupsen leven tot
eind-september in de takjes van deze
plant. Het is niet eenvoudig om ze te
vinden omdat gaatjes, uitwerpselen of
spinsels ontbreken. Pas eind-september
zijn ze wat groter en dan zijn ze te vin
den door de takjes af te breken
waardoor de holte die door de rups is
uitgeknaagd en ook de rups zelf zicht
baar worden. Vanaf half-september tot
begin-oktober komen de rupsen uit
hun voedselplant en knagen daarbij het
Zeekraal kokerrnot
51