dijks voor in de zoute getijdenwateren, waar ze foerageerden op wieren en zee gras. Met het indammen van de Deltawateren en de achteruitgang van met name zeegras zijn ze gedwongen ook ander voedsel te zoeken. Terugvallend op hun 'zoute' voorkeur zijn karrevelden en inlagen belangrijker geworden als foerageergebied. Maar deze natuurlijke terreinen zijn niet vol doende omvangrijk om Rotganzen zon der problemen de winter door te laten komen. Daarom zoeken ze in de nabij heid van de zoute wateren naar graslan den. Vooral graslanden met een korte grasmat zijn in trek bij voedselzoekende Rotganzen. Gedurende de winterperio de, en vooral in gebieden waar weinig ander voedsel voorkomt, zoeken Rotganzen actief naar graszaad en wintertarwe. Ganzen moeten veel eten omdat grassen moeilijk verteren; het overgrote deel van het opgegeten gras wordt na korte tijd en met enige regel maat (iedere anderhalve minuut) omge zet in een ganzenkeutel. De wijzigingen in het voorkomen en gedrag van Rotganzen hebben er toe geleid dat ze betere overlevingskansen hebben. Na de totale bescherming in diverse landen groeide de wereldpopu latie van minder dan 100.000 tot meer dan 300.000 exemplaren. In Zeeland zaten er tijdens hoogtijdagen ruim 20.000. Inmiddels is de wereldpopula tie min of meer gestabiliseerd op 200.000, waarvan er zo'n 15.000 in Zeeland zitten. De snelle groei is vooral veroorzaakt door een succesvolle voort planting. Bij de Rotgans is dat een ver haal op zich omdat, ten gevolge van een verband tussen het aantal Lemmingen en het aantal Poolvossen, Rotganzen met enige regelmaat (eens per driejaar) vrijwel geen nakomelingen hebben. Dit jongen-arme jaar kan gevolgd worden door een jongen-rijk jaar waarbij soms wel 50% van de populatie uit jonge vogels kan bestaan. Rotganzen 58

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 58