Scholekster Haematopus ostralegus De Scholekster is een algemene en onmiskenbare verschijning in het Zeeuwse. Hij is van andere steltlopers eenvoudig te onderscheiden door de stevige bouw, het zwart-witte veren kleed, de vleeskleurige roze poten en de lange, rechte, oranjerode snavel. Tijdens de vlucht is de brede witte band op de vleugels goed te zien. In de win ter heeft hij een opvallende witte keel band. De Scholekster is een behoorlijk luidruchtige vogel. Vooral in kleine groepjes 'te-pieten' ze er op los, soms in combinatie met een heel scala aan cere moniële passen en houdingen. Vanwege dat kenmerkende 'te-piet' wordt hij ook wel 'bonte piet' genoemd. Bij de Scholekster worden drie onder soorten onderscheiden. Bij ons komt de ondersoort ostralegus voor, die als broedvogel te vinden is van IJsland tot aan de Middellandse Zee. In het groot ste deel van zijn verspreidingsgebied is het een echte kustbewoner. Ook de Zeeuwse benamingen voor de Scholekster, zoals zêêlieven en zêê- ekster, bevestigen de binding met de kust. De soort heeft zich in Nederland echter ook prima aangepast aan andere omstandigheden en komt al sinds het begin van de twintigste eeuw tot ver in het binnenland als broedvogel voor. Daar voeden ze zich voornamelijk met regenwormen en emelten, terwijl ze zich op de slikken langs de kust vooral te goed doen aan schelpdieren, zoals mossels en kokkels. Hoewel zowel de Latijnse soortnaam ostralegusals de Engelse naam (Oystercatcher) verwij zen naar een menu van oesters, worden deze in Zeeland door de Scholekster niet of nauwelijks gegeten. De schelp dieren worden bemachtigd door de schelp kapot te hameren, of door de sluitspieren van het schelpdier met de snavel kapot te snijden, waardoor de schelp opengaat. Scholeksters leren van Scholekster 71

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 71