hun ouders slechts één methode, dus
hebben ze een botte, dikke 'hamersna-
vel' of een puntige smalle 'steeksnavel'.
In het voorjaar wordt overgeschakeld op
'binnenlandvoedsel', waarbij de snavel
uitgroeit tot een puntvorm. Slijtage
wordt gecompenseerd door groei, zoals
bij nagels.
Scholeksters broeden van origine op
open terreinen, zoals stranden, schor
ren en duinen. In Zeeland veel op
drooggevallen gronden in de voormali
ge zeearmen, braakliggende industrie
terreinen etc. In het binnenland broe
den ze in weilanden, op akkers en soms
zelfs op platte grinddaken. Scholeksters
zijn prima ouders en hebben de taken
evenwichtig verdeeld. Het nest bestaat
uit een ondiepe kom, dat vaak wordt
bekleed met steentjes en schelpjes, vaak
ook met stukjes hout. Daarin worden
meestal drie of vier eieren gelegd. Na
een week of vier kruipen er goed geca
moufleerde, donzige nestvlieders uit
het ei. Bij alle andere soorten steltlopers
moeten de jongen direct zelf voedsel
zoeken. Jonge Scholeksters hoeven dat
niet, die worden de eerste zes weken
van hun leven door de ouders van voed
sel voorzien. Daarna duurt het nog
maanden voordat de jongen echt hele
maal zelfstandig zijn.
'Onze' Scholeksters zijn over het alge
meen geen vogels die in de winter heel
ver weg trekken. Sommige, vooral jonge
exemplaren overwinteren echter wel
wat zuidelijker. De blijvers krijgen in de
winter bezoek van soortgenoten uit het
binnenland, uit het Oostzeegebied,
Noorwegen en Noord-Rusland. Ook in
gewone winters, maar met name in
strenge winters zijn de Zeeuwse
Deltawateren voor Scholeksters van
groot belang, want dan trekken vele
duizenden exemplaren uit de
Waddenzee hier naar toe. Voldoende
voedsel en rust zijn in een dergelijke
situatie letterlijk van levensbelang.
Beide factoren zijn overigens niet van
zelfsprekend, want ook mensen hebben
het op schelpdieren voorzien en de rust
op de slikken wordt vaak door mensen
verstoord. Zeeland kan voor de
Scholekster echter, mede door algeme
ne en specifieke maatregelen, zoals het
beschermen van intergetijdengebieden
en het reserveren van voedsel, een heel
belangrijke provincie blijven.
R.J.
Bergeend
Tadorna tadorna
Een weggelopen 'kinderboerderij
eend' zou je zeggen als je de
Bergeend voor het eerst ziet. Toch is
deze bonte verschijning een inheemse
wilde soort. Kenmerkend is dat man
netje en vrouwtje vrijwel gelijk gekleed
door het leven gaan. Dat is bij eenden
tamelijk uitzonderlijk, althans op het
noordelijk halfrond. Toch is het man
netje goed als zodanig te herkennen
door zijn grotere formaat, de knobbel
boven de snavel en de uitgebreider
zwarte borstband. Ondanks hun opval
lende uiterlijk kunnen de wijfjes toch
72