koude periode blijft het een tijdje stil,
maar tegen de zomer ontwikkelt zich
vanuit de rozet een centrale stengel
waaruit zich na enige vertakkingen de
bloeiwijzen presenteren. Zijn naam
dankt de plant aan de twee kelken waar
over elke bloem beschikt. Als een soort
wijde vaas zit de buitenste kelk om de
aanliggende binnenste kelk heen. Het
boeket is goudgeel en opgebouwd uit
honderden lintbloemen. De karakte
ristieke bladeren zijn vaak getooid met
vele witachtige holle bultjes, die bij
sommigen de onweerstaanbare behoef
te opwekken om deze overrijpe uitstul
pingen uit te knijpen. Verder is de gehe
le plant bedekt met stijve stekelharen.
Daarmee bezit de plant twee uiterlijke
kenmerken bezit die hem een onmis
kenbaar puberaal karakter geven: prik
kelbaar met puistjes.
De oorspronkelijke wortels van
Dubbelkelk liggen in het gebied rond
om de Middellandse Zee. Vermoedelijk
is de plant aan het eind van de f6e
eeuw met de invoer van luzerne- en kla
verzaad in Nederland terecht gekomen.
De eerst beschreven vondst dateert uit
f600 op Walcheren. Halverwege de
91