en kan een tweede bloei optreden. De vijf even grote bloemblaadjes, die karak teristiek zijn voor alle anjers, zijn fel rozerood gekleurd. De bloemen staan op een slanke steel met smalle blaadjes, komend uit een klein rozetje op de grond. De bloemen zijn vrij klein en staan dicht opeengedrongen, waardoor de plant wel iets weg heeft van de nauw verwante Duizendschoon. De licht gekartelde rand van de kroonblaadjes verraadt dat het om een Ruige anjer gaat. Ruige anjer is een voornamelijk Zuid en Midden-Europese soort die in onze streken haar noordgrens bereikt. In Nederland is de Ruige anjer zeldzaam en komt nog hoofdzakelijk in Zeeland voor. Vroeger was er ook een reeks vind plaatsen in Zuid-Limburg en aan de rand van de dalen van de grote rivieren, maar daar is nu bijna niets meer van over. Er zijn veel soorten die in Zeeland de noordgrens van hun verspreidings gebied hebben. Dat komt door het milde klimaat en het relatief warme microklimaat op de dijkhellingen. Op de zuid- en zuidwesthelling straalt de zon rechtstreeks op de bodem, die daardoor snel wordt opgewarmd. Dat is natuurlijk goed voor de warmteminnen- de soorten die uit Zuid- en Midden- Europa komen. In Zeeland komt de Ruige anjer vooral voor op bloemdijken in Zuid-Beveland en op enkele plaatsen op Tholen, Schouwen-Duiveland en in Oost- Zeeuws-Vlaanderen. Sinds de jaren '50 is de soort ook in Zuid-Beveland achter uitgegaan. In f994 werd er geen enkele Ruige anjer gevonden. Gelukkig zijn er in de jaren daarna weer enkele gesigna leerd. Ruige anjer heeft een zonnige en zandi ge tot licht kleiige, droge plek nodig, bijvoorbeeld een schraal, begraasd, droog grasland of een schraal, droog pioniersmilieu dat ontstaat na bijvoor beeld plaggen of ontgraven. Ruige anjer is een kensoort van de plantengemeen schap van Bochtige klaver en Gewone agrimonie, een zoomgemeenschap langs warme en droge weg- en akkerran den, dus een typische dijksoort. Verruiging is de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van de soort. Verruiging is een gevolg van een teveel aan voedingsstoffen in de bodem en het achterwege blijven van beheer. Voedingsstoffen (o.a. stikstof) komen in de bodem door bemesting of vanuit de atmosfeer. Van die toevoer profiteren hoog opgaande meerjarige ruigtekrui den, zoals bramen en brandnetels. De kleinere soorten, die het van jaarlijkse zaadverspreiding moeten hebben, wor den overwoekerd en verdrongen. Ruige anjer verliest al snel de concurrentie strijd om licht, warmte en een plekje om te kiemen. Een goed beheer is nodig om de ruigtekruiden terug te dringen en een lage vegetatie met open plekken te creëren, zodat soorten als de Ruige anjer wél de kans krijgen om te kiemen en op te groeien. Is de bodem te veel verrijkt met voe dingsstoffen, dan is plaggen wellicht aan te bevelen. Eiierbij wordt de toplaag afgeschraapt en afgevoerd, zodat de kale, schrale onderlaag bovenop komt te liggen. Het is een rigoureuze maatre gel, maar het kan het voorkomen van een soort als de Ruige anjer erg bevor deren. G.v.d.K. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2001 | | pagina 97