Argusvlinder
Lasiommata megera
Awie de Zwart
gebied op de Kop van Schouwen. Het aantal
individuen per waarneming is meestal gering,
in bijna 90% van de waarnemingen is het
aantal vlinders niet meer dan vijf, meestal gaat
het maar om één vlinder. Slechts zelden
worden er meer dan 10 exemplaren gezien. De
grootste aantallen zijn vooral waargenomen
op begraasde dijken. In twee gevallen liep de
teller in één kilometerhok door tot boven de
100 exemplaren. Zo werden op 5 augustus
1993 op de dijk langs het kanaal door
Walcheren onder Veere 105 exemplaren waar
genomen en op 2 augustus 1999 zijn op de
Dreischorsedijk bij Dreischor 104 exemplaren
gezien. Ook op de zeedijk langs het
Verdronken Land van Saeftinghe en de gas-
dam die dwars door het brakwaterschor loopt,
komen soms hoge aantallen voor. Andere
goede vindplaatsen zijn zowel de huidige zee
dijken als voormalige zeeweringen en dijkta-
luds langs kanalen. De vlinders gebruiken deze
lintvormige structuren om iangs te migreren.
De mannetjes vertonen territoriaal gedrag en
zitten graag op kale, snel opwarmende plek
ken in de vegetatie. Dit kunnen molshopen zijn
of door het vee gecreëerde iooppaadjes, maar
ook plukjes vergeeld dood gras worden dank
baar gebruikt. Op zeedijken vormen de beton
nen trappen een ideale plaats waar men in de
geschikte periode bijna zeker een mannetje
kan ontmoeten dat zijn territorium verdedigt.
Gedurende de onderzoeksperiode zijn de
vroegst waargenomen argusvlinders in Zeeland
gezien op 23 april 1999 in Middelburg en 23
april 2000 in Terneuzen bij de Pier.
Ecologie
De argusvlinder overbrugt de winterperiode
als rups, verscholen tussen het gras waar hij
zich ook verpopt. In april verschijnen de eerste
vlinders. Eind mei beleeft de eerste generatie
hé launcu ZceCandica
De argusvlinder is vernoemd naar de Griekse
god Argus. Deze is bekend geworden om zijn
vele ogen, verspreid over het lichaam. Ken
merkend zijn dan ook de vele oogvlekken op
boven- en onderkant van de achtervleugels:
op de bovenkant een viertal kleinere ogen, op
de onderkant zeven minder opvallende oogjes.
Verder heeft de argusvlinder een oranje grond-
kleur met daarop een tekening van dunne en
dikke bruine lijnen. Bij het mannetje zit boven
op de voorvleugel een dikke streep die bestaat
uit geurschubben. Zowel mannetje als vrouw
tje hebben een groot oog met een witte kern
op de bovenkant van de voorvleugel. Het
grote oog aan de onderzijde van de voorvleu
gel wordt vergezeld door een klein extra oogje.
Als de vleugels gesloten zijn valt de grauwe
tekening weg tegen de achtergrond.
Voorkomen en leefgebied
De argusvlinder komt verspreid voor in de hele
provincie. Opvallend is wel dat de argusvlinder
nagenoeg niet is waargenomen in het duin-