Koe vinkje Apfantojms fifperantus Koevinkjes zijn actieve vlinders die ook op bewolkte, warme dagen hun wat onzekere vlucht laten zien. De soort wordt nog wel eens verward met het mannetje van het bruin zand oogje, maar éénmaal met de vleugels dicht vallen bij het koevinkje onmiskenbaar de rij geelomrande, witgekernde oogvlekken op. De mannetjes van het koevinkje zijn vaak zwart bruin, de vrouwtjes zijn meestal lichter van kleur en wat groter. Het koevinkje dankt waar schijnlijk zijn naam aan het vroeger algemeen voorkomen op plaatsen aan bosranden waar koeien plachten te rusten. Vink is de naam waarmee vroeger een aantal vlindersoorten werd aangeduid. Voorkomen en leefgebied In Nederland is het koevinkje een algemene standvlinder Het aantal waargenomen vlinders kan per jaar sterk fluctueren. De landelijke trend sinds 1992 wordt beoordeeld als stabiel. De verspreiding van de soort beslaat voornamelijk de voedselarme zandgronden in het zuiden en oosten van Nederland. In Zeeland blijft het koevinkje een vrij zeldzame verschijning. De vliegplaatsen zijn vaak klein, geconcentreerd en sterk gerelateerd aan het voor deze soort geschikte leefgebied. Dit bestaat voornamelijk uit middelhoog tot hoog opgaand gras, soms wat vochtig, gelegen tegen struweel met hierin braam. Uit waarnemingensgegevens blijkt dat het koevinkje in het oosten en westen van Zeeuws- Vlaanderen iets vaker wordt waargenomen dan in de rest van Zeeland. Kleine concentra ties van meestal niet meer dan 25 exemplaren zijn bekend uit Dishoek en Croot-Valkenisse, de Haringvreter in het Veerse Meer, de Piet, plaatselijk op de bloemdijken in de Zak van Zuid-Beveland, op Schouwen-Duiveland bij Schuddebeurs, op Tholen en verspreid over verschillende plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen. Door de korte vliegtijd met slechts één genera tie kunnen echter gemakkelijk kleine concen traties over het hoofd worden gezien. Er zijn een paar plaatsen waar jaarlijks grotere aantallen worden waargenomen zoals langs de Valle bij Colijnsplaat (maximum op 2 juli 2000 71 exemplaren). Het gebied bestaat uit hoog opgaand gras met akkerdistels begrensd door struweel aan de ene en water aan de andere kant. Bij Klein-Valkenisse werden 41 exempla ren gezien op 29 juni 2002. Hier ligt het biotoop aan de duinrand die is begroeid met braamstruweel. Aan de Lindendijk bij Ovezande zit de soort in hoog opgaand gras. In het bos van de Van Wijckhuysepolder, ten noordoosten van Philippine, werden op 7 juli 2000 maar liefst 525 koevinkjes geteld! De vlinders vlogen hier over ongemaaide bos paden. Op de Linie in Hulst waren op 4 juli 1998 maximaal 134 exemplaren aanwezig. Aan de Liniedijk liggen kapvlaktes met braam struweel. TauMiL Zcdandiccu André Hannewijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 110