Bruin zandoogje Maniofajurtina Cornellie JoI omdat er onvoldoende nectarplanten aan wezig zijn. In Zeeland wordt het bruin zand oogje gezien in het duingebied, maar ook rondom het Veerse Meer, in de graslanden van de Schotsman, en op schrale dijken en weg bermen. Verder wordt de soort ook wei gezien op plekken in de beschutting van struikgewas. Op jonge kapviakten kan ze zelfs massaal aan wezig zijn. Zeer grote hoeveelheden bruin zandoogjes werden genoteerd op 15 juii 1999 te SintJansteen, namelijk 1200 exemplaren in het Waterwingebied. Drie dagen later, op 18 juli, werden op het Groot Eiland, een eiland bij de Middelplaten in het Veerse Meer, in één kilometerhok 1600 exemplaren geteld. Beide gebieden zijn halfnatuurlijke graslanden, waar het beheer op verschraling is gericht. Bovendien is het Groot Eiland zeer bloemrijk (heelblaadjes) en vochtig. Langs dijken, weg bermen en duingebieden zijn de aantallen minder spectaculair. Op 1 augustus 2001 werden bijvoorbeeld 85 exemplaren gezien op een stukje begraasde zeedijk van ongeveer 250 meter langs de Oosterschelde tussen Wissenkerke en Coiijnspiaat. In Oranjezon, een duingebied te Oostkapeile, werden op 28 juni 1997 152 exemplaren geteld. Ecologie Tauntu Zee(aniiica_ Het bruin zandoogje is een graslandvlinder bij uitstek, die graag vliegt op schrale, droge tot matig voedselrijke plaatsen zoals bermen en ruigten, halfnatuurlijke graslanden en duin graslanden. Het is een middelgrote tot vrij grote vlinder. Het mannetje is kleiner dan het vrouwtje en is aan de bovenzijde effen bruin. Het vrouwtje heeft een oranje, niet duidelijk begrensde vlek op de voorvleugel met daarin een zwarte oogvlek met een witte kern. Deze kern is doorgaans enkel maar soms dubbel. Aan de onderzijde is het vrouwtje contrast rijker gekleurd dan het mannetje. Bij beide geslachten is de onderzijde van de achter vleugel bruin en de onderzijde van de voorvleugel oranje gekleurd, met daarin ook een zwarte oogvlek met een witte kern. Voorkomen en leefgebied Het bruin zandoogje heeft één generatie per jaar. De vlinders vliegen van begin juni tot in september. De mannetjes komen het eerst uit de pop, soms al eind mei. Zij patrouilleren laag boven graslanden en ruigten op zoek naar vrouwtjes. Vrouwtjes vliegen alleen om voedsel te zoeken of om te zoeken naar een geschikte plek voor het leggen van eitjes. Ze zitten veei meer stil en laag in de vegetatie, vaak met dichtgevouwen vleugels. Deze spreiden ze bij nadering van een potentiële belager, om deze af te schrikken. Ze doet dit In Nederland komt de soort zeer algemeen en verspreid over het land voor, echter weinig in open poldergebieden. Op intensief gebruikt agrarisch grasland komt de vlinder niet voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 118