Tijgerblauwtje Lamjiicfes boeticus Geranium blauwtje Cacijreus marsfiaffi 1986). Recente waarnemingen dateren uit 1993, toen een bruine vuurvlinder werd waargenomen in het duingebied bij Renesse, en 1995 bij Valkenisse. De soort vliegt in twee, soms drie generaties per jaar van begin mei tot half oktober, en overwintert als rups. Waardplanten voor de rups zijn veld- en schapezuring. De vlinder heeft een grote nectarbehoefte, zodat het voorkomen van veel bloeiende planten een belangrijke voorwaarde is. Tijgerèfauwtje Het tijgerblauwtje is een dwaalgast, afkomstig uit Zuid-Europa en Afrika. Daar komt de soort gedurende de hele zomer in meerdere gene raties voor. Het tijgerblauwtje valt op door een 'staartje' aan de achterkant van de vleugels. Vroeger werd het tijgerblauwtje dan ook wel langstaartblauwtje genoemd. In 1964 werd de soort voor het eerst in Nederland waarge nomen. Van het tijgerblauwtje zijn slechts drie Zeeuwse waarnemingen bekend. In twee gevallen werd de soort aangetroffen in een supermarkt, éénmaal als rups (2002) en één maal als pas uitgekomen vlinder (1996). Deze dieren waren meegekomen met een hoeveel heid zuidvruchten en groenten. Erwten en bonen staan namelijk op het menu van de rupsen van het tijgerblauwtje. De gevonden rups is opgekweekt tot vlinder. In het veld is het tijgerblauwtje ook éénmaal waargenomen. In 1999 werd een vlinder aangetroffen boven een luzerneveld in Wissenkerke. Een bijzonde re vondst. Het geraniumblauwtje werd op 20 augustus 1999 waargenomen en gefotografeerd in Waterlandkerkje (Zeeuws-Vlaanderen). Het was de eerste waarneming in ons land van deze soort. Waarschijnlijk is de vlinder in het rups- of popstadium meegekomen met plant- materiaal. CeraniumUauwtje 120 Tauncu Zcdandica^

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 124