Dagvlinders in Zeeland voor 1993 Groot geaderd witje Een grote diversiteit aan landschappen, structuurrijk en met aanwezigheid van natuur lijke overgangen, waarin bodem, water en lucht schoon en zuiver zijn. Dat is in één zin samengevat de garantie voor een vlinderrijk landschap. Zo moet het in Zeeland vroeger geweest zijn. Een tijd waarin zonder twijfel veel meer vlindersoorten voorkwamen dan tegenwoordig. Gegevens van vóór 1900 zijn schaars (zie echter pag. 139). Men was toen niet zo geïnteresseerd in natuur, het was immers zo vanzelfsprekend en overal aan wezig. De oudste waarneming uit Zeeland, die in het bestand van De Vlinderstichting is terug te vinden, is van het kaasjeskruiddikkopje in 1868 bij Wemeldinge. Pas aan het eind van de 19e eeuw komen er mondjesmaat vlinder- gegevens beschikbaar. De weinige gegevens uit die tijd en de eerste helft van de 20e eeuw komen van vlinderverzamelaars. Bij de diverse opgezette vlinders die momenteel in natuur historische musea worden bewaard, zijn op vindplaatsetiketten datum en herkomst ver meld. Zo weten we dat de sleedoornpage op enkele plekken op Zuid-Beveland verzameld is. De rupsen leefden op de sleedoornstruiken die in het kleinschalige heggenlandschap ruim schoots aanwezig waren. De rupsen van het groot geaderd witje leefden o.a. op de slee doornstruiken in het Walcherse heggenland- Distefvfinder schap. In de vele moestuintjes kwamen de rupsen (stienkrispen) van de koninginnenpage regelmatig voor op het wortelloof. De entomoloog Bob van Aartsen uit 't Harde meldt het volgende over de vlinderstand vóór de Tweede Wereldoorlog: "Ik was 14-16 jaar en leerling van de Rijks-HBS te VHssingen (1934-1936]. Mijn grote hobby was toen al de natuur. Het blijkt toch moeilijk om in mijn herinnering zo'n lange tijd terug te gaan. Veel details ben ik toch wel vergeten. Ik zie voor me de uitgestrekte luzerne- velden op Walcheren. Luzerne werd in die tijd veel verbouwd. Ik zie ook nog heel goed de wolken dagvlin ders op die luzernevelden. leder jaar weer honderden koninginnenpages, heel veel gele en oranje luzernevlin- ders, atalanta's, dagpauwogen, kleine vossen, witjes in vier soorten (ja, ook het groot geaderd witje] en de distelvlinder. Uiteraard ook blauwtjes en hooibeestjes. Dikkopjes kan ik mij niet meer herinneren. Wel onder- langs de duinrand bij Valkenisse zeer veel grote vossen. Het was met recht een eldorado. Ik weet nog goed dat ik geïnteresseerd was in de aberratieve (afwijkend van tekening en/of kleur) vormen van de atalanta en het hooibeestje. Ze waren voor het uitzoeken en ik had er dan ook zeer veel in mijn collectie. Helaas is deze ver zameling (voor die tijd erg groot) in de oorlog verloren gegaan. En hoewel geen dagvlinder, het is me toch altijd bijgebleven dat 's morgens op het vroon tussen Dishoek en Klein-Valkenisse, Arctia villica, (de prachtige roomvlekvlinder) bij tientallen aan grashalmen of bloemstengels hing. Een imponerend gezicht. Als men die situatie vergelijkt met de hedendaagse dagvlinder fauna dan is de achteruitgang ontstellend. Ik hoop dat de lezer in gedachten het beeld kan oproepen van een luzerneveld met al die prachtige kleuren van duizenden kapellen, eigenlijk onwerkelijk. Zelf voel ik me rijk dat ik dit nog heb meegemaakt en dit onwaarschijnlijke gebeuren staat dan ook voor altijd op mijn netvlies. Helaas, die tijd komt wellicht nooit meer terug. 'Dagvlinders in Zeeland

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 17