geworden. De rupsen leefden immers van het blad van o.a. iepen en diverse fruitbomen. Het is vandaag de dag onvoorstelbaar dat deze, tegenwoordig uiterst zeldzame soort, vroeger in Zeeland als plaaginsect kon optreden! Van het kleinschalige landschap, zoals dat vroeger voorkwam, is niet veel meer over. Met name op Zuid-Beveland werden honderden kilome ters heggen opgeruimd. Omdat door de aanleg van diepe slotenstelsels de grondwater stand kon worden verlaagd, werden natuur lijke graslanden omgevormd tot grootschalige akkers. Veel land werd in cultuur gebracht zodat er geen ruimte meer was voor bijvoor beeld brakke ruigten waar heemst volop voor kwam. Op deze plant leefden de rupsen van het kaasjeskruiddikkopje. Door de hogere ligging zijn de duinen tijdens de eerder genoemde rampen niet door het zeewater overspoeld. Toch zijn we in het duingebied diverse dagvlindersoorten kwijtgeraakt. In de onderzoeksperiode 1993-2002 zijn van de Rode Lijstsoorten grote parelmoervlinder, duinparelmoervlinder, zilveren maan, aardbei vlinderen kommavlinder geen populaties meer gevonden. Zij hadden in de tweede helft van de 20e eeuw nog populaties in de Zeeuwse duinen. Dit wordt door W.J. Boer Leffef en J.P.C. Boot beschreven in het verslag De Lepidopterologische betekenis van de Schouw- se duin- en vroongrondenBoot woonde in die tijd tegen de duinen aan de rand van Haamstede. Hij verzamelde vooral veel waar nemingen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Niet omdat het areaal aan duin gebied is verminderd, maar omdat de omstan digheden daar drastisch zijn verslechterd zijn veel zeldzame duinsoorten verdwenen. Klein schalige activiteiten op akkertjes en veeteelt in het duingebied hadden in het verleden een positieve invloed op de biodiversiteit. Ver droging door waterwinning, met als gevolg een sterke verruiging, heeft het leefgebied voor diverse soorten ongeschikt gemaakt. Veel soortenrijke duingraslanden veranderden in grote oppervlakten met dichte struwelen. Het toestaan van bebouwing en grote campings hadden eveneens een negatieve invloed (ver droging). Vfinderexcursie in ficï Sfothos hij Burgh-Haamstede Landelijk verspreidingsonderzoek De duidelijk waarneembare achteruitgang van de dagvlinderstand in Nederland leidde tot de oprichting van De Vlinderstichting, die van 1981 tot 1986 een landelijk karteringsonder- zoek uitvoerde, waaraan ruim 600 vrijwilligers meewerkten. Tijdens deze periode werd de verspreiding van soorten op uurhokniveau (5x5 km) vastgelegd en werden tevens biotoopgegevens verzameld. De resultaten werden vastgelegd in de Atlas van de Nederlandse Dagvlinders. De aandacht voor dagvlinders is sindsdien enorm toegenomen. Dankzij het landelijke verspreidingsonderzoek kon de status van alle soorten in Nederland worden vastgesteld. Met de gegevens konden richtlijnen voor beheer en inrichting worden opgesteld. Het onderzoek legde tevens de basis voor een wettelijke bescherming van de bedreigde soorten. Beheerders zijn sindsdien steeds vaker bereid om rekening te houden met de eisen die vlinders stellen aan hun omgeving. Het aantal vrijwilligers neemt nog steeds toe en door het hele land zijn vele vlin derwerkgroepen opgericht om georganiseerd activiteiten te ondernemen op het gebied van vlinderonderzoek en -bescherming. 15 'DatrvCmtferS in Zeeland

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 19