6.
Hoe leven dagvlinders?
Sl-n
-
Overwinterende kleine vos
Wereldwijd komen bijna 150.000 soorten
vlinders voor, waarvan ongeveer 5000 in
Europa. Bijna 2500 soorten zijn te vinden in
Nederland. In ons land komen nog zo'n 60
dagvlindersoorten voor, de overigen zijn dus
nachtvlinders. De verdeling in dag- en nacht
vlinders is een kunstmatige. De meeste nacht
vlinders vliegen inderdaad alleen 's nachts,
een aanzienlijke hoeveelheid echter vliegt
zowel 's nachts als overdag. Het meest ken
merkende verschil tussen dag- en nachtvlin
ders is te vinden in de bouw van de sprieten.
Dagvlinders hebben sprieten die in een knopje
eindigen, bij nachtvlinders zijn de sprieten
draad- of veervormig (figuur 6.1).
sprieten van dagvlinders
sprieten van nachtvlinders
Figuur 6.1
Behalve dit kenmerk zijn ook de vleugels van
de meeste dagvlindersoorten in verhouding
groter. Wat ook gemakkelijk waarneembaar is,
is het feit dat nachtvlinders als zij zitten, hun
achtervleugels vaak plooien (figuur 6.2).
'V?
dagvlinder
Figuur 6.2
nachtvlinder
Bouw en gedaanteverwisseling
Vlinders behoren tot de insecten en wel tot de
schubvleugeligen. Dit wil zeggen dat hun vleu
gels met gekleurde schubben zijn bedekt. De
Latijnse naam voor vlinders is Lepidoptera. Dit
betekent schubvleugeligen. Het woord insect is
afgeleid van insectum, Latijn voor ingesneden.
Het lijf van deze dieren is door insnijdingen
verdeeld in drie delen: een kop, een borststuk
en een achterlijf (figuur 6.3).
In de kop bevindt zich het belangrijkste deel
van het zenuwstelsel, het hersengangliondat
de groei en het gedrag reguleert. Aan de kop
ziet men de sprieten (reukorganen), de facet
ogen, daaronder een paar behaarde 'palpen'
(tasters) en de roltong, waardoor zij voedsel
tot zich nemen. Het borststuk bevat alle orga
nen die nodig zijn voor de voor de voortbe
weging. Hieraan zitten drie paar poten. Ook
zijn de vleugels, die aan weerszijden bestaan
uit een voor- en een achtervleugel, hieraan
bevestigd. In het achterlijf bevinden zich de
spijsverterings- en voortplantingsorganen en
vetweefsel dat als reservevoedsel dient. Aan
de linker- en rechterzijde van het borst- en het
achterstuk bevinden zich trocheeën. Dit zijn
ademhalingsopeningen in de huid.
Door hun kleine omvang en relatief grote
oppervlakte lopen insecten, dus ook vlinders,
het gevaar om uit te drogen, maar hun huid
voorkomt dat. Deze bestaat namelijk uit
chitine, een stevige 'plasticachtige' laag, die
behalve als huid ook dienst doet als skelet.
Kenmerkend voor insecten (behoudens enkele
uitzonderingen) is het feit dat ze een aantal
metamorfoses, gedaanteverwisselingen, on
dergaan. Zij komen ter wereld als eitje. Uit het
eitje komt een jong insect dat in het algemeen
niet op het volwassen exemplaar, en meestal
zelfs helemaal niet op een insect lijkt. Denk
26
Tauncu Zecfamfica.