Het voorkomen van de koninginnenpage in Zeeland in de 20e eeuw
1915-1923
1924-1934
1935-1942
1943
1943-1950
1951-1966
1967-1970
1971
1972-1979
1980-1991
1992
1993
1994
1995-1999
2000
2001-2002
algemeen voorkomend op o.a. Schouwen en Tholen.
zeldzaam of afwezig,
sterke toename.
in september veel rupsen op peen in de omgeving van Lab van Zeeland's
Proeftuin te Wiihelminadorp. in de oorlogsjaren is de verbouw van peen op
allerlei plaatsen sterk toegenomen.
snelle achteruitgang, plaatselijk restpopulaties.
zeer zeldzaam.
licht herstel (1969; zes waarnemingen).
opleving o.a. Sas van Cent 50 rupsen, in de Braakman drie vlinders op één
dag. Jaartotaal: 64 vlinders en 192 rupsen.
achteruitgang.
zeer zeldzaam of afwezig.
opleving! Uit heel Oost-Zeeuws-Vlaanderen komen waarnemingen binnen, van
de Braakman tot Nieuw-Namen en van Ossenisse tot Koewacht.
Jaartotaal: 162 vlinders, 24 rupsen en zeven poppen,
nog veel meldingen in Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
Jaartotaal: 102 vlinders en 64 rupsen,
sterke afname. Jaartotaal 29 vlinders en drie rupsen.
Zeeuws-Vlaanderen 10-20 waarnemingen per jaar. Vanaf 1996 enkele
waarnemingen op Walcheren en Noord-Beveland en Zuid-Beveland.
opleving. In Zeeuws-Vlaanderen worden weer een honderdtal vlinders gezien,
vooral langs de dijk van de Westerschelde. Blijkbaar is de Westerschelde een
barrière, want in de rest van Zeeland worden er maar vijf vlinders gezien,
worden in Zeeuws-Vlaanderen circa 50 vlinders per jaar gezien en ten noorden
van de Westerschelde respectievelijk vijf en circa 15.
zaak van de teloorgang. Statistische analyse
duidt op een relatie tussen het weer (goede
zomers) en het verloop van de aantallen waar
genomen koninginnenpages in Nederland.
Waar komen onze vlinders de laatste
decennia vandaan?
De leefgebieden van de vaste populaties van
de koninginnenpages zijn bij benadering
bekend. Deze bevinden zich in Noordwest-
Europa ten oosten van de lijn Parijs-
Maastricht-Hamburg. De in Zeeland waarge
nomen exemplaren zijn waarschijnlijk zwervers
geweest, die hun areaal probeerden uit te
breiden. Als de vlinders in goede zomers bij
temperaturen boven de 20 graden op meerde
re dagen kunnen trekken, zal de afstand tot de
plaats van herkomst groter worden. Ook zul
len meer vlinders onze streek kunnen bereiken
en/of verder kunnen migreren. Migranten
kunnen door eiafzetting voor nakomelingen
zorgen, die na het rupsstadium een nieuwe
inheemse generatie oplevert. Soms mengen
zich tussen deze vlinders nieuwe migranten en
kunnen eilandpopulaties ontstaan, die
gewoonlijk niet van blijvende aard zijn.
Voorzichtig kunnen we stellen dat de invasie
53
'Dagvlinders in Zeeland