Citroenvlinder
Goneytenjx rfiamni
srord Geuze
De citroenvlinder heeft één generatie per jaar.
Pas uitgekomen vlinders verschijnen in juli en
kunnen, inclusief de winterslaap, tot juni van
het volgende jaar overleven. Daarmee is het
één van de langstlevende vlinders in ons land.
In oktober, na het vinden van een geschikte
(beschutte) plek, begint de winterslaap. In het
vroege voorjaar komen op zonnige dagen eerst
de mannetjes in actie, een tijdje later, soms wel
twee weken, de vrouwtjes. Na uitvoering van
een temperamentvolle baltsvlucht volgt de
paring. Daarna worden de eitjes zo verspreid
mogelijk en in zeer kleine aantallen afgezet op
sporkehout en/of wegedoorn.
De voorkeur gaat uit naar enigszins vrijstaande
Mannetje struiken. De rupsen en poppen zijn door hun
58 Fauna^. ZeeltiudiccL
Vrouwtje
Citroenvlinders verschijnen gewoonlijk zeer
vroeg in het voorjaar. Op zonnige dagen met
temperaturen boven de 12 graden kunnen,
van half maart tot half mei, op de bekende
vliegplaatsen meerdere citroenvlinders tegelijk
worden gezien. Aan de citroengele kleur van de
mannelijke vlinder heeft de soort zijn
Nederlandse naam te danken. De groenwitte
vrouwtjes zijn door hun fletsere kleur minder
opvallend. De wetenschappelijke soortnaam
'rhamni' is ontleend aan de voedselplanten van
de rupsen, de struiken wegedoorn en sporke
hout, die behoren tot het geslacht Rhamnus.
Voorkomen en leefgebied
De citroenvlinder komt in Nederland, de rest
van Europa en grote gebieden daarbuiten
tamelijk talrijk en verspreid voor. In Zeeland is
de vlinder een minder algemene soort. De
soort komt in het poldergebied nauwelijks voor
omdat sporkehout, de belangrijkste voedsel
plant voor de rupsen, het slecht doet op de
kalkrijke klei. Uit het verspreidingskaartje blijkt
dat vooral het bosrijke dekzandgebied bij Hulst
en de duinstreek goede leefgebieden zijn. De
vlinders zijn met name te vinden bij bosranden,
in bossen en parken. In het duingebied wordt
de vlinder regelmatig gezien in de vaak bosrijke
binnenduinrand waar sporkehout relatief veel
voorkomt. Zij het meestal met één exemplaar
tegelijk, wordt de citroenvlinder regelmatig in
steden en dorpen gezien. Waarschijnlijk is de
aanwezigheid van wegedoorn en sporkehout in
de plantsoenen hiervan de reden. Met name
op Walcheren wordt de citroenvlinder relatief
veel gezien in stedelijke gebieden. Daarbij
speelt de structuur van het Walcherse heggen-
landschap mogelijk een belangrijke rol omdat
de soort zich daardoor makkelijker kan ver
spreiden. De meeste waarnemingen die gedaan
zijn in de onderzoeksperiode bestaan uit één
exemplaar, met name die uit de stedelijke
omgeving. In de goede leefgebieden worden in
een kilometerhok vaak meerdere exemplaren
gezien, maar die waarnemingen komen niet
boven de 10 exemplaren.
Ecologie