Oranjetipje Antfocfaris cardamines Mannetje Het oranjetipje is een min of meer plaats gebonden standvlinder die toch, wanneer de zon schijnt, flinke afstanden af kan leggen op zoek naar waardplanten. Bij de meeste waar nemingen gaat het om de mannelijke vlinder, die opvalt door de fel oranje vleugelpunten. Deze vliegt dan in een soort territorium op zoek naar een moeilijk waarneembaar (goed gecamoufleerd) vrouwtje, dat enigszins lijkt op een klein geaderd witje of klein koolwitje. Blijkbaar zoekt het mannetje ook op de witte kleur, want wanneer je een nep (papieren) vrouwtje op een plant plaatst komt hij een kijkje nemen. Alle witte vlinders worden door hem benaderd. Meestal wordt slechts één exemplaar tegelijk van het oranjetipje waar genomen. Voorkomen en leefgebied In de kleigebieden van Zeeland is het oranje tipje een niet zoveel voorkomende voorjaars vlinder. De overgangsgebieden van klei naar zand lijken de beste biotopen te zijn. Tijdens mooie zonnige dagen in april of mei kunnen bij Schuddebeurs, ten noorden van Zierikzee, en de kreken van Ouwerkerk, ten oosten van Zierikzee, meerdere exemplaren tegelijk worden waargenomen. Beide plaatsen zijn bosgebieden, geïsoleerd door open polder gebied. in het duingebied op de Kop van Schouwen komt het oranjetipje voor in minder hoge aantallen. Op Walcheren zijn de binnen- duinranden de beste leefgebieden waar meer dere oranjetipjes tegelijk zijn gezien. Maar waarnemingen van meer dan 10 exemplaren komen niet of nauwelijks voor. In Oost- Zeeuws-Vlaanderen worden de meeste oranje tipjes gezien, in het bosrijke gebied rondom Hulst zijn diverse kilometerhokken waar meer dan 20 exemplaren tegelijk zijn geteld. Op Zuid- en Noord-Beveland komt het oranjetipje ook voor, maar dan telkens in lage aantallen. Meestal gaat het om een waarneming van één exemplaar. Ecologie Het oranjetipje heeft maar één generatie per jaar en vliegt van begin april tot half juni. De soort overwintert als pop. In het voorjaar komen meestal eerst de mannetjes tevoor schijn, daarna pas de vrouwtjes, op zoek naar nectar. De voornaamste nectarbronnen zijn kruisbloemigen zoals pinksterbloem, look- zonder-look, damastbloem en judaspenning, de laatste twee vooral in tuinen. Ook honds draf, gewone raket, gewone smeerwortel, voederwikke en echte koekoeksbloem worden wel eens bezocht. De pinksterbloem is de aangewezen waardplant, gevolgd door look- zonder-look. Het vrouwtje zoekt de sterkste planten uit om eitjes op af te zetten. Ze is daarbij heel kieskeurig. Waardplanten die in de schaduw staan worden gemeden en ook schrale, iele plantjes worden niet gebruikt. Taunts ZeeCantfUcL,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2003 | | pagina 70