Distelvlinder
Vanessa cardui
De distelvlinder is een trekvlinder die over
vrijwel de hele wereld voorkomt. Distelvlinders
overwinteren niet in Nederland. In sommige
jaren bereiken bijzonder grote aantallen ons
land door zich in hogere luchtlagen mee te
laten voeren vanuit Noord-Afrika. Dit feno
meen doet zich in ons land vooral voor bij
krachtige zuidelijke stromingen in april/mei. De
distelvlinder is een relatief grote vlinder.
Kenmerkend voor de in ons land uitgekomen
exemplaren zijn de warme kleuren op de
bovenkant van de vleugels. Bij immigranten
zijn deze kleuren fletser door de lange
vliegreis. De onderkant van de vleugel heeft
lichtbruin als basiskleur. Aan de achterrand
van de ondervleugels zitten enkele mooi
getekende 'ogen'.
Voorkomen en leefgebied
De distelvlinder heeft geen voorkeursbiotoop
en kan overal worden aangetroffen. In de afge
lopen 10 jaar werd de soort in 879 van de
1934 kilometerhokken aangetroffen. De aan
tallen distelvlinders die jaarlijks worden waar
genomen in Nederland variëren van bijna geen
(116 in 1993) tot extreem veel (63.955 in
1996). Gemiddeld worden ruim 2.000 exem
plaren per jaar waargenomen. In de afgelopen
10 jaar waren, landelijk gezien, 1994, 1995,
1996 en 2000 jaren met meer dan 5.000
gerapporteerde exemplaren. Ook in 2002 was
de distelvlinder algemeen. In 1993 en 1997
werden in Nederland bijzonder weinig distel
vlinders waargenomen. Ook in Zeeland werden
in die twee jaren maar weinig exemplaren
gezien, respectievelijk 40 en 94. De bijna
64.000 exemplaren die in 1996 gerappor
teerd werden was een absoluut record sinds
1939, het begin van de jaarlijkse rapportages.
Zeeland had met 16.700 exemplaren (25%)
een groot aandeel daarin. De in Zeeland
gerapporteerde aantallen zijn ieder jaar onge
veer 20 a 25% van het landelijke aantal distel
vlinders. De periode waarin de distelvlinder
kan worden waargenomen is in vergelijking
met de atalanta relatief kort.
Winterwaarnemingen ontbreken, in Zeeland
worden de eerste distelvlinders meestal in de
eerste helft van mei waargenomen. In 2000 en
2001 zijn enkele waarnemingen in april
gedaan. De vroegste waarneming ooit was op
17 april 2000 in de Bruintjeskreek op
St. Philipsland. Een eerste piek treedt op in de
eerste helft van juni. Dit zijn vlinders die
vanuit zuidelijke landen ons land hebben
weten te bereiken. Deze vlinders planten zich
hier voort met als gevolg een tweede, grotere
piek in de eerste helft van augustus. Na
augustus nemen de aantallen snel af en na
september zijn waarnemingen schaars.
Waarnemingen in september/oktober zijn
vlinders van een tweede Nederlandse genera
tie. In ons werkgebied zijn slechts enkele waar
nemingen in november gedaan.
Tautuu ZcefandiaL.