40. De tweede krans bevat ongeveer 30 tentakels, die langer zijn en breed uitstaan. De buizen zijn geelbruin van kleur, aan de bovenkant overgaand in oranjerood. Dat is ook de kleur van het bovenste deel van de poliep, waar zich de mondopening bevindt. Het geheel doet wel denken aan een bos bloemen. Vanaf ongeveer april beginnen zich de voortplantingsorganen te ontwikkelen. Er zijn mannelijke en vrouwelijke poliepen. Na de bevruchting ontstaan bij de vrouwelijke exemplaren trosjes vastzittende kwalletjes, waaruit speciale larven ontstaan - zogenaamde actinula's: een soort vrijzwemmend poliepjemet ongeveer 10 tentakels. Met die tentakels kunnen ze ook 'lopen'. Deze 'actinula-larven' zoeken een plekje op een harde ondergrond, soms na enige tijd in het plankton te hebben doorgebracht, maar vaak ook vlak naast of zelfs op het ouderdier. In de herfst en de winter doen ze het kalm aan, maar in het voorjaar daaropvolgend ontwikkelen zich nieuwe poliepen. Als de voortplantingstijd voorbij is vallen de poliepen van de stelen af. In de vroege zomer zien we daarom meestal kale stelen; hoewel, als we goed kijken kunnen we de nieuwe generatie alweer zien zitten. In de loop van de zomer ontwikkelen zich weer nieuwe poliepen aan het eind van de stelen. Je kunt de Penneschaft aantreffen van net onder de laagwaterlijn tot ongeveer 300 m diepte. Hij groeit op elke harde ondergrond: zowel aan de bovenkant als aan de onderkant van allerlei voorwerpen, stenen en constructies; soms ook onder de waterlijn op boten. Hij komt algemeen voor in het hele Noord-Atlantische gebied, aan de west- zowel als de oostzijde. Ook in Zeeland is hij algemeen, vooral in de Oosterschelde; vrij weinig in de Grevelingen. Verder wordt hij plaatselijk langs de Hollandse kust en in de westelijke Waddenzee gesignaleerd. Een soort die veel lijkt op de Penneschaft, en er regelmatig mee verward wordt, is de Gorgelpijppoliep Ectopleura larynx (Ellis Solander, 1786)). Vroeger heette hij Tubularia larynxmaar bij de laatste revisie van de groep is hij door de taxonomen in een ander geslacht geplaatst. Hij is vaak van naam veranderd; daaruit blijkt, dat ook deskundigen er niet altijd uit kwamen. Één van de oorzaken is, dat de soort erg variabel is. Omdat je beide soorten in dezelfde habitats kunt tegenkomen, worden hieronder de belangrijkste verschilpunten naast elkaar gezet: T. indivisa heeft onvertakte stelen, de stelen van E. larynx daarentegen zijn vaak (maar niet altijd!) vertakt (N.B.: "indivisa" is het Latijnse woord voor "ongedeeld"). Uit recent onderzoek blijkt, dat de stelen niet echt vertakt zijn, maar "schijn-vertakt"; de larven 98 Jauna Zeefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 102