Ribkwallen Ctenophora Ribkwallen zijn tweezijdig symmetrische dieren die uitsluitend in zee voorkomen. Er zijn wereldwijd ongeveer 150 soorten bekend, in Nederlandse wateren kennen we er 4. Het zijn, op één orde na, planktonische wezens, allemaal van een buitengewone, fragiele schoonheid. Omdat zij net als andere kwalachtigen voor een groot deel uit gelatine achtig materiaal bestaan, is lange tijd verwantschap vermoed met neteldieren (Cnidaria). Hun lichaamsbouw is echter aanzienlijk ingewikkelder en, bovenal, netelkapsels bezitten zij niet. Over het laatste is trouwens lange tijd twijfel geweest. Eén soort ribkwal uit de Stille Oceaan kan netelkapsels in z'n weefsels hebben, maar die zijn daar gekomen door het opeten van poliepkwallen die ze wél van zichzelf bezaten (Mills Miller, 1984). Vanaf het moment dat dit feit doordrong tot de wetenschappelijke wereld, was er geen enkele aanleiding meer om verwantschap te veronderstellen met neteldieren. Ribkwallen bezitten kleefcellen (colloblasten) om prooien te vangen. Onmiddellijk na contact met een prooi barsten blaasjes open waarbij de stof vrijkomt die het contact met de prooi bestendigt (Franc, 1978). Net als bij de netelcellen van neteldieren moeten voortdurend nieuwe colloblasten aangemaakt worden. Eén van de opvallendste verschillen met neteldieren is hun voortbeweging. Ribkwallen gebruiken hiervoor cilia ofwel trilharen. Het zijn de grootste dieren op aarde die voor dit doel trilharen gebruiken, maar van de afzonderlijke trilharen is niets te zien omdat ze tot een soort kammetjes zijn samengevoegd, die in acht rijen ('ribben': vandaar de naam ribkwallen) langs het lichaam lopen. Een neveneffect van de bewegingen van de kammetjes (of ctenes, onder verwijzing naar de naam van de stam) zijn de lichtbrekingseffecten. Daardoor ontstaan prachtige contourkleuren (rood, geel, groen, blauw) die voortdurend wisselen en zich over de rij op en neer verplaatsen. Ribkwallen zijn erg wendbaar. Onder water is goed te zien hoe, bijvoorbeeld Zeedruiven (zie verderop), ingewikkelde bewegingen kunnen uitvoeren. Bijna alle ribkwallen zijn gelijktijdig mannetje en vrouwtje (hermafrodiet); zij kunnen zichzelf bevruchten. Hun geslachtsklieren bevinden zich ongeveer onder de ribben waarop de kamplaatjes liggen. Ze laten in het open water zowel eicellen als sperma los, waarna deze versmelten en er direct hele kleine nieuwe ribkwallen tot ontwikkeling komen. De ecologische rol die ribkwallen in zee spelen is waarschijnlijk enorm en onderschat, hoewel er in Noorwegen onderzoek is gedaan dat op het tegendeel wijst (Bamstedt, 1998). Alle ribkwallen zijn carnivoor. Door hun soms enorme aantallen kunnen zij de samenstelling van het plankton grondig veranderen. Andere kwallen en vissen behoren tot de belangrijkste rovers van ribkwallen, met als voorbeeld de Kompaskwal en de Snotolf (zie Ates, 1987). De Ctenophora worden in twee klassen gerangschikt: de Tentaculata en de Nuda. De eerste wordt in Nederland 108 jffluwa 'eefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 112