■PIHHPHIPMIRMHV
v
tyffiitïïk
vertegenwoordigd door de Zeedruif,
die tentakels bezit. Van de klasse
Nuda komen hier drie soorten voor,
waaronder de meloenkwal. Zij bezitten
geen tentakels.
Zeedruif
Pleurobrachia pileus (O.F. Müller,
1776)
Als je kleur buiten beschouwing laat,
is Zeedruif een toepasselijke naam. Hij
is werkelijk bijna druif-vormig. Z'n
grootste afmeting is minder dan 25 mm.
De rijen kamplaatjes zijn allemaal even
lang. Ze beginnen aan de tegenover de
mond gelegen zijde en strekken zich
uit tot op ongeveer 3Z van het lichaam.
Deze wondermooie dieren zijn vrijwel
doorzichtig. Je kunt daardoor de
binnenkant van de van je afgekeerde
zijde bekijken. Slechts de banen van de
kamplaatjes zijn wit-achtig. Bovendien
zijn aan de buitenzijde de prachtige
contourkleuren van de kamplaatjes
zichtbaar. De tentakels zijn, als ze
volledig gestrekt zijn, 15 tot 20 maal
zo lang als het lichaam. Als zij in hun
schedes zijn teruggetrokken, zijn ze
soms zichtbaar als twee grijze, roze
of oranje-achtige bolletjes. Wie heel
goed oplet, kan zelfs de organen in het
inwendige onderscheiden. En, niet te
vergeten, prooien zoals kleine visj es zijn
zichtbaar in alle staten van vertering.
Vermoedelijk zijn de Zeedruiven in
de Noordzee geslachtsrijp vanaf
5,5 mm 0. Dieren van 15,5 mm 0
kunnen in 14 dagen tussen 4000
en 7000 eieren voortbrengen (Greve,
1972).Vandaar dat, ergens in april en
mei, het water plotseling "gevuld" kan
lijken te zijn met kleine Zeedruiven.
Zij vermeerderen hun omvang
verbazingwekkend snel. Van héél jonge
dieren kan de lichaamsvorm peer
vormig zijn. De gigantische aantallen
waarin de Zeedruif kan voorkomen
maken hem tot een factor van grote
ecologische betekenis. Zijn dieet was
al sinds Lebour (1923) bij benadering
bekend: kleine visjes, Pijlwormen,
Aasgarnalen en Eenoogkreeftjes.
Zij beschreef de vraatzucht van een
Zeedruif die meer jonge Harinkjes had
gevangen dan er in z'n maag pasten.
Latere onderzoekingen maken duidelijk
dat het dieet van de Zeedruif bepaald
wordt door de beschikbaarheid en de
kwetsbaarheid van de prooi (Greene
et al., 1986). Actief zwemmende prooi
wordt vaker gegrepen dan passief
drijvende. De twee tentakels van
de Zeedruif lijken dikwijls slechts
enkelvoudig te zijn. In werkelijkheid
zijn ze geveerd, zodat ze, wanneer de
dieren aan het vissen zijn, een vele
X* -
I V*
'auna in