worden. Veronderstelde exemplaren van S.flevensis uit het Noordzeekanaal bleken namelijk een andere en geheel nieuwe soort voor de wetenschap te betreffen (Sluys et al. in 2005). Van de microturbellaria is alleen de soort Plagiostomum vittatum (Frey Leuckart, 1847) door niet-specialisten goed te herkennen. Elgershuizen et al. (1979) vermeldden de soort voor de Oosterschelde. Het is een kleine platworm met een torpedovormig lichaam van ongeveer 2-3 mm lengte. De pigmentering is nogal variabel. Dieren kunnen egaal donker gepigmenteerd zijn, maar andere individuen vertonen drie hele brede pigmentbanden en vertonen dientengevolge ook drie pigmentloze banden. Andere exemplaren hebben slechts één pigmentloze band, ofhebben slechts vier lichte vlekken, twee vooraan en twee achteraan. Er zijn wel negen pigmenteringsvariëteiten beschreven. P. vittatum heeft één paar ogen, gelegen zo ongeveer boven de hersenen. Een kleine buis- of tonvormige farynx bevindt zich vooraan in het lichaam en de mondopening ligt dan ook in het voorste gedeelte van het lichaam. De gemeenschappelijke geslachtsopening ligt juist weer tamelijk ver naar achteren. In tegenstelling tot de meeste turbellariën wordt P. vittatum nogal eens zwemmend aangetroffen, hoewel de grotere exemplaren vooral op Fucus en andere wieren voorkomen, tot op een diepte van enige meters. De soort is verder bekend van de Scandinavische westkust, Engeland, Schotland, FarÖer, Ierland, Helgoland, België en Frankrijk. Naast Elgershuizen et al. (1979) zijn gegevens betreffende het voorkomen van microturbellariën in het deltagebied te vinden in de publikaties en de literatuurverwijzingen van Bilio (1967), Den Hartog (1974) en Boaden (1976). Dendrocoelum lacteum 119 ^eefauna in i^eeiand

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 123