moeten missen. De ontbrekende delen
groeien na verloop van tijd weer aan.
De borstelwormen kennen een aantal
verschillende vormen. De bekendste
vorm (Phyllodocida, Spionida) heeft
aan elke segment zowel links als
rechts een aantal uitsteeksels (een
soort pootjes) met daarbij één of twee
groepen borstels. Aan de voorkant
hebben ze een herkenbare kop met
meestal 2 paar ogen. De zagers zijn
een bekend voorbeeld van deze groep.
Binnen deze groep heeft een deel
(Aphroditoidea) bovendien schildjes
op de rug. Bij de Zeemuis zijn die
schildjes ook nog met een soort haar
begroeid. De overige vormen hebben
een duidelijk herkenbaar kop/borststuk
en een staart. Het kop/borststuk is
meestal dikker en heeft aan de meeste
segmenten nog herkenbare borstels en
wat kleine aanhangsels die als kieuwen
dienen. Binnen deze groep bestaan twee
verschillende vormen. De eerste vorm
(Terebellida, Sabellida e.a.) heeft aan
de kop een groot aantal aanhangsels,
die als kieuwen dienen, maar bij een
aantal soorten ook als instrumenten
om voedsel uit het langskomende
water te vangen. Bij een aantal soorten
staan er ook nog eens een aantal naar
voren gerichte borstels op de kop. Aan
het kop/borststuk hebben ze borstels,
aan het achterlijf alleen kleine haken
of kammetjes. Deze wormen leven
meestal in kokers. De ene soort maakt
het zich daarbij heel gemakkelijk en
kruipt met zijn achterlijf in het zand,
andere soorten plakken zandkorrels
aan elkaar tot een zandkokertje
(zoals de Zandkokerworm en het
Goudkammetje) en weer andere
soorten maken een kalkkokertje. De
tweede vonn (Capitellida, Cirratulida
e.a.) heeft nauwelijks herkenbare
uitsteeksels, noch aan het lijf, noch aan
de kop. Vaak zijn de borstels aan het
kop/borststuk nog wel te herkennen
(zoals bij de Wadpier), maar bij de
kleinere soorten moetje ook onder de
microscoop nog goed zoeken om de
borstels te kunnen herkennen.
Verreweg de meeste soorten kennen
een geslachtelijke voortplanting. De
eieren worden daarbij gewoon in het
water vrijgelaten. De familie van de
Syllidia plant zich ongeslachtelijk
voort. Hierbij snoert de worm zich
in, en vormt zich halverwege een
nieuwe kop. Als de tweede kop zich
volledig heeft ontwikkeld, laat het van
het voorste deel los. Vaak begint de
volgende afsplitsing al voordat de eerste
voltooid is, waardoor er soms een heel
snoer van wel zeven of acht wormen
kan ontstaan. De borstelwormen
hebben met elkaar gemeen dat het
benthische dieren zijn. Dat wil zeggen
Vooffcomen (GA)
129
/(eefauna in 'Xeeiand