dat ze onder water in de bodem leven.
Ze kunnen worden aangetroffen in de
intergetijdengebieden en tot op grote
diepte. De meeste dieren houden van
zout water, maar een aantal soorten kan
ook bij een laag zoutgehalte overleven.
De borstelwormen komen in alle soorten
sediment voor. Sommige houden van
een zeer zachte, slibbige bodem. Veel
soorten prefereren een mengeling van
zand en slib. Een paar soorten hebben
een voorkeur voor een sediment van
grind en fijn schelpgruis. De soorten
die zelf een kalkkoker maken kunnen
zelfs op stenen of op scheepswanden
voorkomen. De levenswijze is heel
verschillend. De soorten die in een
koker leven komen daar meestal hun
hele leven niet meer uit. Ze leven
van zwevende deeltjes die ze uit het
langsstromende water kunnen vangen.
Andere soorten maken een gangetje en
steken hun kop alleen naar buitenom
rond de opening van het sediment te
grazen. Of ze zitten helemaal in het
sediment en nemen daar
happen van. Ze verteren alles wat ze
kunnen verteren (algen, bacteriën enz.)
en poepen het sediment weer uit.
Tenslotte is er een groep van soorten
die gericht door en soms over de bodem
kruipen op jacht naar prooi.
Dit kunnen andere borstelwormen zijn,
maar ook draadwormen, bacteriën enz.
De Zager behoort tot deze groep van
rovers. Er zijn ook een paar soorten
die profiteren van anderen door in hun
koker te leven. Daar leven ze van wat
hun gastheer overlaat door meer te
vangen als hij opeet, of van wat er
onverteerd weer naar buiten komt. De
wormen worden zelf uiteraard ook
gegeten. De kleinere door de grotere,
de grotere worden weer door vogels
en vissen gegeten. Het laatste is onder
(sport)vissers bekend. Zij maken er
graag gebruik van door een (stuk van)
een Zeeduizendpoot, Zager of Wadpier
(leegloper) als aas aan de haak te doen.
De Groene zeeduizendpoot of Zager
{Nereis virens) wordt hiervoor zelfs
gekweekt.
'chelpkokenront§-1'
130
{fauna feeiandica