Mosdiertjes (Bryozoa of Ectoprocta) Mosdiertjes zijn kleine, meestal onopvallende kolonievormende dieren. De kolonies ontstaan doordat via knopvorming steeds nieuwe individuen ontstaan. Daarnaast kennen de mosdiertjes ook een geslachtelijke voortplanting met vrijzwemmende larven. Via de larven die met de zeestromen meegevoerd worden, kunnen de soorten zich verspreiden. De diertjes zelf zijn nog geen millimeter groot en hebben een gelatineus of kalkachtig omhulsel. Ze hebben een tentakelkransje, waarmee ze voedseldeeltjes uit het water halen. Midden tussen de tentakels ligt de mond.Vroeger werden de mosdiertjes onderverdeeld in de Ectoprocta en Entoprocta. Bij de Ectoprocta ligt de anus buiten het tentakelkransje, bij de Entoprocta erbinnen. Ectoprocta en Entoprocta worden al lang als aparte stammen (fyla) beschouwd en de term Mosdiertjes heeft daarom meer een historische dan een biologische betekenis. In het Deltagebied komen ongeveer 50 soorten mosdiertjes voor. Mosdiertjes zijn klein, gelukkig leven ze in kolonies van enkele tot duizenden individuen (zoïden), zodat een kolonie met het blote oog kan waargenomen worden. Voor determinatie is een loupe of binoculair met vergroting 10 tot 30 keer vaak onontbeerlijk. Een individu bestaat uit een omhulsel met erin een poliepje (polypide). deksel (operculum» frontale membraan samen trekkende spieren anus KnUkelkrans Sluitspier voor deksel 146 fauna feefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 150