Een enkele maal worden op het strand
bolvormige kolonies gevonden met
een diameter van 3-7 mm. Deze zijn
waarschijnlijk ontstaan doordat larven
zich vasthechten aan een klein stukje
schelp of iets dergelijks, waaruit door
groei in alle richtingen een bolvormige
structuur kan ontstaan.
Deze soort komt veel voor op grote
bruinwieren, zoals Gezaagde zee
eik Fucus serratus) en Suikerwier
(Laminaria saccharina). De kolonies
zijn dan ook aangepast aan een
bewegende ondergrond.
Electra pilosa is een soort van de
estuaria en het kustwater.
Hij komt voor tot halverwege de
Westerschelde; meer stroomopwaarts
is het zoutgehalte te gering 10 gram
liter) voor deze soort.
Korstvormige vliescelpoliep of
Palingbrood
(Electra crustulenta (Pallas, 1766)
Dit is wel het meest opvallende
mosdiertje uit het brakke binnenwater.
Onder gunstige omstandigheden kan
deze soort riffen vormen: groeiende
stenen. Baster (1762-1765) schreef al
over deze mosdiertjes:
"Men vind dezelve, hier in dit Eiland
van Schouwen, op menigvuldige
plaatsen, dog altoos in slooten van
brak of Zoutwater, somtyds tot groote
klompen uitgegroeit. Dikwils vind men
dezelve aan riet en andere diergelyke
gewassen, zonder basis zoo rond als
een kluwen of kloen."
Deze soort komt overal in Zeeland
voor. Binnendijks in water met een iets
verhoogd zoutgehalte, buitendijks in
het brakke deel van de Westerschelde,
ruwweg van Baarland tot nabij
Antwerpen.
Zeekantwerk, Zeevitrage
Conopeum reticulatum (Linnaes,
1767)
Deze soort vormt dunne witte
korstvormige kolonies op harde
ondergrond, meestal op stenen en
schelpen. Als de kolonie op mosselen
groeit, lijkt deze inderdaad een beetje op
kant, vandaar de naam Zeekantwerk.
De soort komt in Zeeland algemeen
voor in het zoute getijdenwater en ook
wel in brak getijdenwater.
'Zeefauna in Zeeland