eigen lichaamsweefsels voor zijn stofwisseling. Het lichaamsvolume zal natuurlijk afnemen gedurende zo'n periode. Het zijn ten aanzien van schelpdieren overigens geduchte jagers, ze kunnen met recht gerekend worden tot de toppredators. Ze kruipen over een mossel of ander schelpdier en hechten zich aan de schelp met de schelpopening naar het centrale deel van de zeester gericht. Vanaf dat moment begint er een gevecht tussen twee krachtpatsers. Het schelpdier houdt met alle macht de schelp gesloten. Op het moment dat het schelpdier door zuurstofgebrek zijn schelpen wel moet openen zal de zeester de schelpen een klein stukje uit elkaar proberen te trekken. Als hem dat gelukt is, duwt de zeester zijn maag tussen de schelpen door in het schaaldier. Een spleetje van minder dan één millimeter is al voldoende om een stukje maag met spijsverteringssappen maar binnen te werken. Het einde van het schelpdier is dan nabij, want zodra de spijsverteringssappen de sluitspier aantasten gaat de schelp helemaal open. De zacht gemaakte voedselbrij wordt door de zeester opgezogen. Wanneer een zeester een in zandige bodem ingegraven schelpdier bemerkt, gaat de zeester graven en \Gewone zeester ligt na verloop van tijd met het hele lichaam in een kuiltje, met de armen omhoog. Soms liggen er meerdere tegelijk in zo'n kuil. Als zo'n zeester opgepakt wordt dan is te zien dat alle voetjes zo ver mogelijk uitgestrekt zijn, soms zelfs met een uitgestulpte maag. De voortplanting geschiedt voornamelijk op geslachtelijke wijze. Er zijn afzonderlijke vrouwelijke en mannelijke dieren. De bevruchting vindt buiten het lichaam plaats, in het open water. Dat gebeurt in het voorjaar, als het water een bepaalde temperatuur heeft aangenomen. Het afzetten van geslachtcellen door de ene sekse stimuleert hetzelfde bij de andere sekse. Er zijn dan witte slierten of een waas te zien, soms 'roken' genoemd. In een uur tijd kunnen wel 2 miljoen eitjes geproduceerd worden door het vrouwtje. Na de bevruchting ontwikkelt zich een vrij zwemmende larve in 3 tot 4 dagen. Het zwemt tot drie weken daarna tussen het plankton, waarna er drie korte armpjes uitgroeien met een zuignapje in het midden. Op hard substraat zet het zich daarmee vast. Na twee maanden is er een echt minizeesterretje ontstaan, dat vrij gaat wandelen. Pas na een jaar is de gemiddelde zeester 10 cm in doorsnee en doet dan mee aan de voortplanting. Gewone zeesterren kunnen wel 50 cm groot worden, maar de leeftijd is hieruit niet exact te bepalen. Gemiddeld worden Gewone zeesterren 5 jaar oud, maar de grootte wordt meer bepaald door het voedselaanbod dan door de leeftijd. Een onverhoeds kwijtgeraakte arm groeit doorgaans weer aan. Dat is mogelijk omdat in alle armen een 160 Jauna /(eeiandka

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 164