gemiddelde hoog- en laagwaterstand bij doodtij. Omdat sommige dieren en wieren beter tegen uitdroging kunnen dan andere is hier een onderverdeling te maken. Factoren die verder van invloed zijn op het voorkomen van dieren: de soort dijkbedekking (bijv. basalt, beton, asfalt; zie ook onder het kopje "Hard substraat"), expositie met betrekking tot de zonnestand, helling van het talud en de sterkte van de golfslag. Van boven- tot onderin het eulitoraal komen achtereenvolgens de volgende wieren voor: de Darmwiersoorten Blidingia minima en Enteromorpha intestinalis. Naast deze groenwieren vindt men daar soms het zeldzaam geworden bruinwier Groefwier (Pelvetia canaliculata) Daaronder de bruinwieren: de Kleine zee-eik Fucus spiralis), Blaaswier Fucus vesiculosushet Knotswier Ascophyllum nodosum', in vooral voor de golfslag beschutte omstandigheden) en de Gezaagde zee-eik Fucus serratus; op plaatsen met een matige expositie aan de golfslag). Onderin het eulitoraal vindt men struikvormige roodwieren zoals Iers mos Chondrus crispus) en Kernwier Mastocarpus stellatus). In het eulitoraal zijn verschillende diersoorten te vinden: bovenin treft men tussen de wieren vooral zeepokken aan: de Gewone zeepok Semibalanus balanoides) en de Nieuw-Zeelandse zeepok Elminius modestus). Tussen de wat lager groeiende bruinwieren leeft de meestal fel geel gekleurde Stompe alikruik Littorina obtusata) en in de holtes of spleten tussen de basaltblokken komt de Paardenanemoon {Actinia equina voor. Plaatselijk komen veel Japanse oesters Crassostrea gigasvoor. Sublitoraal Het sublitoraal, de zone die permanent onder water staat, wordt ingedeeld in de infralitorale zone, die wordt gekenmerkt door een dominantie van (opgerichte) wieren en de circalitorale zone, die gedomineerd wordt door dieren Infralitorale zone In de infralitorale zone dringt genoeg licht door voor de fotosynthese van de wieren. In de Oosterschelde ligt deze zone gemiddeld tussen -1,5 en -3,5 m NAP (Aquasense, 2003). De diepte tot waar deze zone voorkomt wordt bepaald door de troebelheid van het water. De troebelheid is afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van het sediment in suspensie en van de aanwezigheid van plankton. De hoeveelheid en aard van het sediment is op zijn beurt 12 \mtergetijdengebied in de Oosterschek fauna fedanaica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 16