water. Dit fenomeen is wel beschreven als "chemische liefdesbrieven". Niet zelden worden zeeappels aangetroffen met wieren of afvalstoffen tussen de stekels. Vaak wordt dat uitgelegd als een vorm van camouflage, maar of dat terecht is, is de vraag. De stekels van de Eetbare zeeappel zijn weliswaar stomp, maar toch is het zeer plausibel dat passerende zwevende voorwerpen bij toeval verstrikt raken tussen de stekels. Het doet een beetje denken aan de vruchtjes die wel zijn aangetroffen, opgespietst op de stekels van een egel. Veronderstellingen over aanleg en transport van een voedselvoorraad bleken achteraf niet aan de orde te zijn. Aan zo'n stekelig beest blijven nu eenmaal wel eens passerende voorwerpen vasthaken en dat is wellicht het hele verhaal. Zeeklit (Echinocardium cordatum (Pennant 1777)) De Zeeklit wordt ook wel Hartegel genoemd. Beide benamingen hebben betrekking op het uiterlijk. De naam klit verwijst naar de klitten van het planten geslacht Arctiumbolronde vruchten die bezet zijn met haakvormige stekels. Zo ziet een levende Zeeklit er uit, maar die krijgen we maar zelden te zien. Zeeklitten graven zich namelijk in, in de bodem en al wat de duiker dan ziet zijn wat boven de bodem uitstekende stijve haren in gele of grijze tinten. De skeletjes die soms talrijk aanspoelen op het strand zijn door een uitholling in de bolvorm, zo'n beetje hartvormig. Ze zijn bijzonder broos en alleen bij uitzondering worden onbeschadigde exemplaren aangetroffen. Volwas sen dieren hebben een doorsnee van ongeveer 6 centimeter met uitschieters tot 9. De stekels zijn zo'n anderhalve centimeter lang. Zeeklitten kiezen bij voorkeur een grofzandig substraat om zich in te graven, zoals dat te vinden is in de Voordelta en in de monding van de Ooster- en Westerschelde. Daarbij leggen ze een voorkeur aan de dag voor een bodem met veel organisch materiaal. Ook in het Waddengebied komt de soort plaatselijk voor. Het talrijkst is de Zeeklit echter in open zee en in de kustzone zijn de dichtheden veelal laag. De Zeeklit leeft in grote groepen in populaties die enkele vier kante kilometers beslaan. De dichtheid is in het midden van dergelijke leefge bieden het grootst, met ongeveer 20 dieren per vierkante meter. In strenge winters kan de stand van deze soort Zeefa i i^eefand

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 171