van deze soort zulke grote aantallen kolonies opgevist, dat er een heel ander beeld ontstond van het voorkomen van deze soort in Oosterschelde. Onze kennis van de mariene flora en fauna is met name in de laatste decennia met sprongen vooruit gegaan door het gebruik van persluchtapparatuur en de ruime belangstelling die duikers voor flora en fauna aan de dag leggen. Bij het verzamelen van zakpijpen, maar dat geldt ook voor andere soorten, is het soms niet duidelijk of een soort voor het eerst in ons land wordt waargenomen. Zakpijpen zijn vóór de periode 1975- 1980 nooit systematisch geïnventariseerd. Dat daarbij 2 soorten vanaf die tijd tot onze fauna worden gerekend, wil niet zeggen dat ze er vóór die periode niet voorkwamen. Nu er door onder andere duikende (veld)biologen opnieuw intensief naar deze groep dieren wordt gekeken, levert dat interessante gegevens op. Zo werd in 2000 weer een voor onze fauna nieuwe zakpijpsoort aangetroffen: Botrylloides violaceus. En in 2004 kwam de volgende: Perophora japonica (Oka, 1927) (Faasse, 2004, Holsteijn Holsteijn, 2004). Het op naam brengen van zakpijpen is in een aantal gevallen niet zo heel moeilijk, maar er zijn ook soorten die juist wel problemen opleveren. Om soorten juist op naam te brengen zijn goede, éénduidige kenmerken nodig. Die zijn te vinden in de literatuur en op internet. Kleurenafbeeldingen, niet alleen van de gehele dieren, maar bijvoorbeeld ook om macro-opnamen van de in- en uitstroomopening, zijn buitengewoon nuttig, en détailgegevens over anatomische kenmerken zijn onmisbaar. De zakpijpliteratuur is redelijk overzichtelijk en daarmee is in de meeste gevallen de soort redelijk snel en betrouwbaar op naam te brengen. Toch valt dit voor met name sommige kolonievormende zakpijpsoorten niet mee. De afzonderlijke dieren ('zoïden') zijn zó klein, dat het buitengewoon lastig is alle goede kenmerken vast te stellen. Uitprepareren van een kleine serie zoïden onder een binoculair en soms het maken van een microscopisch preparaat zijn dan noodzakelijk. Vooral bij kolonievormende zakpijpen zoals bijv. de Didemnidae, zijn de "sclerites" alleen goed zichtbaar met een Scanning Electronen Microscoop. Daarnaast vormen de kleine de vrijzwemmende larven, maar ook de verschillende larvenstadia aanwezig in de kolonie, zeer belangrijke determinatie kenmerken. Verder is bij de kolonievormende zakpijpen de rangschikking van de zoïden erg belangrijk, aangezien die een indicatie geeft van de manier waarop de kolonie groeit, wat sterk kan verschillen per soort. Voor het bewaren van zakpijpen is het nuttig en noodzakelijk dat de dieren zich zoveel mogelijk ontspannen. Dat gebeurt makkelijk door menthol in water op ethanol op te lossen en dit in kleine porties toe te voegen. De gestrekte dieren worden vervolgens in een 10 formaline-oplossing of 96 ethanol blijvend bewaard. Zowel formaline als ethanol hebben voor- en nadelen. Voor het langdurig bewaren wordt formaline geadviseerd. Er zijn 172 Jauna Zeeiandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 176