afhankelijk van de sedimentaanvoer
in het systeem en de waterbeweging.
De hoeveelheid plankton is licht- en
temperatuurafhankelijk en hangt
ook sterk af van de voedselrijkdom.
Daarnaast wordt de samenstelling van
de wierzone bepaald door de expositie
aan de waterbeweging. Dit alles leidt
ertoe dat de diepte van de wierzone kan
variëren gedurende het jaar, en dat deze
in het Grevelingenmeer en het oostelijk
deel van de Oosterschelde dieper
ligt dan in het westelijk deel van de
Oosterschelde en aan de Nederlandse
Noordzeekust. In het oostelijk deel van
de Westerschelde is, voornamelijk door
het troebele water, geen sprake van een
sublitorale wiervegetatie.
Circalitorale zone
Voor de Nederlandse kust en in
de Ooster- en Westerschelde is de
getijdenbeweging dusdanig sterk dat in
het circalitorale deel van het sublitoraal
geen gelaagdheid in de waterkolom
kan optreden.
Na 1990 heeft de Japanse oester
Crassostrea gigas) zich explosief
uitgebreid en zijn bijna alle beschikbare
substraten in de Oosterschelde door
deze oester bezet. In de Westerschelde
en het Grevelingenmeer komt deze
oestersoort ook voor, maar niet zo
massaal als in de Oosterschelde. In de
Oosterschelde is alleen het westelijk
deel van de kust van Noord-Beveland
nog redelijk onbezet.
Zweven, zwemmen, kruipen of
vastzitten
Veel mariene organismen brengen hun
hele leven door in de waterkolom (de
pelagische zone). Dat kan zwevend zijn
(het plankton, zoals eencellige wieren)
of actief zwemmend (het nekton, zoals
vissen of ribkwallen).
Een aanzienlijk deel van de mariene
dieren en wieren brengt echter maar een
deel van zijn leven in de waterkolom
door. Voor veel dieren is dit na de
bevruchting een periode als larve;
voor de algen in de regel als spore of
gameet. In een later levensstadium
komen zij op de bodem (de benthische
zone) terecht: ze hechten zich aan een
harde ondergrond of ze leven op of in
een zand- of slibbodem. Daarbij kan
onderscheid gemaakt worden tussen
13
Zeefauna in Zeeiand