De blauwe pijlen in deze tekening geven de richting van de waterstroom aan. Solitaire soorten Ruwe of Vuilwitte zakpijp (Ascidiella aspersa (O.F. Müller, 1776)) De Ruwe zakpijp is één van de meest algemene Nederlandse zakpijpen, maar kan gemakkelijk verward worden met de wat minder algemene Scheve zakpijp (Ascidiella scabra), deze ligt min of meer op zijn kant, waarbij de in- en uitstroom opening zich op een gelijk niveau bevinden. De Ruwe zakpijp staat rechtop, waarbij de instroom opening zich aan de bovenzijde bevindt. De uitstroom- opening bevindt zich 1/3 van de lichaamslengte daaronder. In de instroomopening staan zo'n 30 tot 40 korte tentakels. Er zijn niet, zoals bij A. scabra, rode pigmentvlekken aanwezig, noch rode papillen rond de in- en uitstroomopening.Vaak zijn ze begroeid met allerlei andere organismen zoals hydroïdpoliepen en wieren. Door hun ruwe mantel, blijft er ook altijd slib op de dieren liggen. De lengte van het volwassen dier bedraagt tussen de 5 en 13 cm. Ze komen vooral voor op stenen, wieren en allerlei door de mens gemaakt structuren; vaak in grote aantallen. Speciaal op beschutte plaatsen. Beneden de laagwaterlijn tot ca. 80 m. Het zijn echte pioniers, wat goed te zien was op de kunstriffen die aangelegd zijn in de Grevelingen. De Ruwe zakpijp behoorde hier tot de eerste diersoorten die je er kon aantreffen, samen met de Doorschijnende zakpijp Ciona intestinalisen het Muiltje Crepidula fornicataAl snel zie je dan dat hydroïdpoliepen en wieren zich op de zakpijp gaan vestigen. Omdat deze het ook erg goed doen in havens, moet worden aangenomen dat ze erg goed bestand zijn tegen vervuild 176 1. mantel2. zenuwknoop3. kieuwdartn, 4. maag, 5. voortplantingsorganen (vr.+ m.), 6. hart, 7. darm, 8. endostyl, 9. centrale holte fauna feefandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 180