De Harige zakpijp kan gevonden worden van laag in het intergetijdengebied tot 300 m diepte, groeiend op wieren, schelpen, stenen, en dergelijke. De soort kan aangetroffen worden van Noorwegen en de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. In Nederland kun je hem vinden in de Westerschelde, Oosterschelde en misschien het Grevelingenmeer, maar hij komt bij ons veel minder voor dan vroeger gedacht werd. Doorschijnende zakpijp Ciona intestinalis (Linnaeus, 1767)) Een niet-kolonievormende soort, die echter wel in grote dichtheden kan voorkomen. Hij heeft een tamelijk langgerekte lichaamsvorm, tot 15 cm lang, en geen aparte steel. Het lichaam is doorschijnend, zachtgeel of -groen, soms een heel klein beetje roodachtig. Het maakt een gelatineuze indruk. Een opvallend kenmerk is, dat de randen van de in- en uitstroomopening gegolfd zijn (resp. 8 en 6 golfjes; dus ook zo kun je de beide openingen onderscheiden, behalve door de positie op het lichaam!) en helder geel zijn, met soms kleine rode puntjes tussen de 'golijes'. De uitstroomopening bevindt zich dicht onder de top. Bij verstoring kan hij 'ineenkrimpen'. Dat doet hij met behulp van een vijftal in de lengterichting verlopende spierbanden in de mantel, die vaak goed zichtbaar zijn. Verder, omdat het lichaam doorschijnend is, kun je iets van de inwendige organen zien: een darmkanaal met maag, en een grote kieuwzeef. In dat laatste orgaan wordt het voedsel uit het water gezeefd en het darmkanaal in geleid, terwijl het kieuwgedeelte de zuurstof uit het water haalt. We kunnen deze soort vooral vinden op harde ondergrond, zoals stenen en houten palen. Ook wel op grotere wieren. Hij komt voor vanaf de laagwaterlijn tot ongeveer 500 meter diepte. In warme zomers en in ondiep en enigszins stilstaand water kan de Doorzichtige zakpijp vervolgens Jauna Zjdandica

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 182