een tweede generatie ontwikkelen.
De eerste generatie heeft zich dan al
vanaf mei - juni voortgeplant.
De Doorzichtige zakpijp staat erom
bekend, dat hij relatief goed tegen
vervuild water kan, reden waarom hij
vaak in havengebieden kan worden
aangetroffen - en wel in enorme
dichtheden, tot wel 2000 per vierkante
meter! Bovendien pompt deze soort
nogal actief water door zijn lichaam,
en daarom kan hij gedijen op plaatsen
waar niet zoveel stroming staat. Dit in
tegenstelling tot bijvoorbeeld sponzen,
die voor hun voedselvoorziening echt
aangewezen zijn op stroming in het
water om voldoende voedseldeeltjes
toegevoerd te krijgen.
Zeebes
Dendrodoa grossularia (Van
Beneden, 1846))
Het betreft hier een kleine, gedrongen
zakpijpsoort. Lengte tot 2,5 cm, breedte
tot 1,5 cm. De individuen zijn roodbruin
van kleur. Ze kunnen plat op de bodem
liggend leven, maar ook rechtop. Vaak
worden ze in groepjes aangetroffen,
maar soms ook alleenstaand. De
instroomopening bevindt zich op de
top, de uitstroomopening op ca. 1/3
van de lichaamshoogte daaronder.
We treffen Zeebessen vooral aan op
rotsen, stenen, schelpen, wieren en ook
op andere soorten zakpijpen. De diepte
waarop ze voorkomen varieert van net
beneden het intergetijdengebied tot
minstens 600 meter.
De larven van deze soort ontwikkelen
zich in het ouderlichaam. Pas als ze
bijna de volwassen vorm hebben
worden ze door de uitstroomopening
het vrije water in gestuwd. Dat gebeurt
in de nazomer. Daarna worden het
echte zakpijpen zodra ze kans zien
zich ergens vast te zetten. En dat kan
heel snel zijn: om die reden zien we
vaak volwassen exemplaren van deze
soort met jonkies op hun lichaam. Ook
andere Dendrodoa-soorten hebben
deze wijze van voortplanting.
De Zeebes komt aan beide zijden van
de noordelijke Atlantische Oceaan
voor. Aan de Europese zijde van de
Poolzee tot de Franse Atlantische kust
(Bretagne). In Zeeland wordt de soort
voornamelijk waargenomen bij de
Zeelandbrug (Zierikzee-zijde).
N.B.: er zijn een paar soorten die
hier veel op lijken, zoals de oranje
zakpijp Stolonica sodalis en
Distomus variolosus. Daardoor is
ook nog niet geheel zeker hoever
de verspreidingsgebieden van de
diverse soorten zich uitstrekken.
179
'Zeejauna in geland