PTZWTTT?
Binnen enkele jaren was hij met name
in de Oosterschelde heel algemeen,
en na 1980 werd ook de Grevelingen
gekoloniseerd. De ontwikkeling in
Nederland is beschreven door Buizer
(1980)
Kolonie vormende soorten
Perophorajaponica Oka 1927
In de kolonies van deze soort staan
de individuen op korte steeltjes. Ze
worden niet groter dan ca. 5 mm lang.
Ze zijn doorzichtig, als ze jong zijn vaak
groenachtig geel, later echt kleurloos.
Het is daarom niet gek dat men bij het
zien hiervan wel eens denkt aan jonge
Doorschijnende zakpijpen Ciona
intestinalisSoms zitten ze heel dicht
opeen gepakt, maar ze kunnen ook in
wat verder verspreid of in lange rijen
voorkomen. In elk geval zijn ze per
kolonie altijd onderling verbonden door
zogenaamde kruipstengels of stolonen.
De individuen staan via die stolonen
ook echt met elkaar in verbinding.
Legenda op pag. 176
's Zomers kun je aan de uiteinden van
de stolonen hoekige of stervormige
eindknoppen waarnemen, die vaak
helder geel van kleur zijn. Die knoppen
breken overigens wel gemakkelijk af.
Deze soort groeit op heel veel
typen ondergrond. Vooral op grote
bruinwieren, sponzen, oesters,
andere zakpijpen, en hout en steen.
Ook aan de onderzijde van pontons
kan hij aangetroffen worden. Ze
worden gevonden van net beneden
de laagwaterlijn tot enkele tientallen
meters diepte.
Uitbreiding van de kolonie gaat in
elk geval via de stolonen, die over de
bodem groeien en waaruit op bepaalde
afstanden nieuwe individuen groeien.
Geslachtelijke voortplanting vindt ook
plaats. De larven ontwikkelen zich in
de atriale holte van het moederdier.
Faasse (2004) geeft een overzicht
van de verspreidingsgeschiedenis
van deze soort. Het oorspronkelijk
verspreidingsgebied van Perophora
japonica ligt in Oost-Aziatische
(Japanse) wateren. Het is opnieuw
een zakpijpensoort die in onze streken
182
Jauna i^eeiandica