voorkomt. De afzonderlijke dieren
(zoïden) hebben een daarmee
contrasterende kleur (vaak wit of
lichtgeel). Ze zitten in stervormige
patronen gerangschikt in groepjes
van 3 tot 12 rond een centrale
uitstroomopening, maar ieder individu
heeft een eigen instroomopening. Alle
individuen in een groepje stammen
door kloonvorming van 1 ouder
exemplaar en zijn dus genetisch precies
hetzelfde. Als een kolonie droogvalt, is
er ruimte tussen deze sterretjes, onder
water zijn ze meer aaneengesloten. De
doorsnede van zo'n sterretje is ca. 5
mm. Een ieder die regelmatig in de
Zeeuwse wateren duikt heeft dit dier
wel eens gezien. Hij wordt aangetroffen
van laag in het intergetijdengebied tot
ondiep water, maar soms tot enkele
honderden meters diep.
De soort kent een brede verspreiding
aan beide zijden van de noordelijke
Atlantische Oceaan. Aan de Europese
kant komt hij voor van Noorwegen
tot in de Middellandse Zee. De
afgelopen paar jaar is deze soort, die
vroeger in de gehele Oosterschelde
en de Grevelingen algemeen tot
zeer algemeen voorkwam, sterk in
populatiegrootte afgenomen. Hij
wordt alleen nog maar plaatselijk
(bijvoorbeeld bij het Zijpe) algemeen
waargenomen.
Ook in de Waddenzee (op de kusten
van de Waddeneilanden) is de soort op
enkele plaatsen aangetroffen.
Druipzakpijp
(Didemnum spec.)
De individuen zitten in een verbindende
massa, en zijn slechts 1 tot enkele
mm groot. De kleur is hoofdzakelijk
bruingeel. De naam Druipzakpijp
slaat op de eigenschap, dat de door
deze soort gevormde plakkaten vaak
uitlopen in naar beneden hangende
slierten - ongeveer zoals van een
druipkaars. Nou ja, als je het een keer
gezien hebt, is het helemaal duidelijk,
en zul je deze soort niet gauw meer
voor een andere aanzien. Maar let wel
op: soms zit er Broodspons tussen, en
vooral als de zakpijp aan de bovenkant
van een ondergrond groeit - zoals
bijvoorbeeld op schelpen en stenen -
moet je toch even goed kijken om ze
uit elkaar te houden.
fauna /(eelandka