Ondergrond Op - of in - wat voor ondergrond komen dieren in zee voor? Een andere naam voor ondergrond of bodem is substraat. Deze laatste naam wordt in dit boek gehanteerd. In de benthische zone, de bodem, worden twee hoofdtypen substraat onderscheiden: hard substraat en zacht substraat. Daarnaast komen ook veenbanken voor en zijn ten behoeve van de duiksport kunstmatige riffen aangelegd. Een veel voorkomend verschijnsel onderwater is dat wier- en diersoorten elkaar als ondergrond gebruiken. Deze substraattypen en hun bewoners worden hieronder kort besproken. Zacht substraat Het grootste deel van het bodemoppervlak bestaat uit zacht substraat: zand en slib. Op zand en slibbodems ziet men niet veel bodemdieren, maar ze zijn er wel: veel wormsoorten en schelpdieren leven ingegraven en komen helemaal niet of alleen 's nachts tevoorschijn. Van verscheidene dieren ziet men gewoonlijk alleen de openingen van hun gangen: de trechtervormige ingang en de uitwerpselhoopjes bij de uitgang zoals van de Zager Nereis virensen de Zeepier (Arenicola marina De Zeeklit Echinocardium cordatum; een stekelhuidige) leeft net als de Fluwelen zeemuis Aphrodite aculeata: een borstelworm) ook ingegraven in zand of slib. Zo ook de Amerikaanse zwaardschede Ensis arcuatus var. directusdie is toegenomen in de Oosterschelde (Schaub et al., 2003). Van deze soort zie je vaak alleen de in- en uitstroomopening van de sifo (adembuis) boven de bodem uitsteken. Dit geldt ook voor de veel voorkomende Kokkel Cerastoderma edule). Iets meer is van de Schelpkokerworm Lanice conchilegate zien omdat een deel van de koker boven de bodem uitsteekt. Op de zandbodem komen platvissen, garnalen en slakken voor zoals de Gevlochten fuikhoorn (Hinia reticulatus), een aaseter die zich ook wel ingraaft in de modder. Hard substraat Harde substraten, zoals de rotskusten van Groot-Brittannië en Noord- Frankrijk, komen van nature niet in Zeeland voor. Wel hebben wij kunstmatige rotskusten: de vele waterbouwkundige werken in de vorm van dijken, sluizen, peilers, havens, kunstmatige riffen ten behoeve van de duiksport en scheepswrakken. De aard van het gesteente of de ondergrond is daarbij van grote invloed op de begroeiing. De ondergrond bestaat voornamelijk uit materialen als basalt, beton, asfalt en op enkele plaatsen nog Vilvoordse kalksteen. De ruwheid van het oppervlak, de hardheid, de grootte van de stenen en de pakking (beide bepalend voor de dichtheid en de grootte van spleten en gaten) en - in de getij denzone - het vochtvasthoudend vermogen, zijn enkele kenmerken die van belang zijn voor de begroeiing van deze kunstmatige rotskusten. In het intergetijdengebied is zelfs de kleur van groot belang, in verband met de opwarming door de zon tijdens droogvallen (Leewis et al, 1989). Uit onderzoek van de Oosterschelde 15 2^eefauna in 'Zeefand

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 19